Rapakivigranieten zijn typische anorogene granieten (A-granieten). Ze hebben wat hun vorming betreft niets met plaatbotsingen en gebergtevormingen uit te staan. Rapakivi's ontstonden ruim 150 miljoen jaar na de Svecofennidische gebergtevorming, die zo'n 2000 tot 1800 miljoen jaar geleden plaats vond. De wortels van dit oude gebergte liggen momenteel over grote delen in Finland en Zweden aan de oppervlakte.
Hét kenmerk van rapakivi’s is de aanwezigheid van grote rondachtige
kaliveldspaatkristallen. Men noemt ze ovoïden. Ze zijn vaak omgeven door
een grijze of groenachtige mantel van plagioklaas, die aan de buitenzijde van zwerfstenen wit verweert. Deze structuur
beschouwt men als het klassieke beeld van een rapakivigraniet. Echter,
niet alle rapakivigranieten bezitten ronde veldspaatovoiden en ook niet alle ovoïden bezitten een mantel van plagioklaas. Kortom, er zijn rapakivi's en rapakivi's.
Indien de typische rapakivistructuur aanwezig is, noemt men het gesteente
viborgiet. Dit standaardtype komen we niet alleen tegen op het zuidwestfinse Åland en
onder onze zwerfstenen, ook uit enkele andere rapakivimassieven in Finland en in Zweden zijn
ze bekend. Ontbreekt de mantel van plagioklaas om de veldspaatovoïden,
dan noemt men het gesteente pyterliet.
Viborgiet
Het mooist en opvallendst zijn veldspaatovoïden ontwikkeld in
viborgieten, met name viborgieten uit het Viborgmassief, oostelijk van Helsinki
in Zuid-Finland. De veldspaatovoïden met hun plagioklaasmantels zijn hierin
gemiddeld 1–4 cm groot, maar in uitzonderlijke gevallen kunnen ze doorsneden bereiken van zo'n 20cm!
De dikte van de plagioklaasmantels variëert van 1 tot 5mm. Op
dwarsdoorsneden vormt plagioklaas een ring om de kaliveldspaateerstelingen. Plagioklaas
verweert wit waardoor de ringen een opmerkelijk kleurcontrast vormen
met de roodachtige tot bruine kern van de kaliveldspaat. Naast
geringde ovoïden komen in het gesteente ook ovoïden voor zonder plagioklaasmantel.
De kleur van viborgieten wisselt van licht vleesrood, roodbruin, bruin
tot bruingroen. Minder algemeen zijn de tinten lichtbruin en donkergroen.
De belangrijkste minerale bestanddelen zijn kwarts, kaliveldspaat,
plagioklaas, biotiet, hoornblende en soms ook augiet.
In de natuursteenhandel is een fraai donker type viborgiet verkrijgbaar,
onder de naam ‘Baltic Brown’. Het is een (bleek) bruinachtig rode,
grootkorrelige rapakivi met talloze ovoïden. Deze zijn deels ommanteld
door groenachtig blauwe plagioklaas. De dikte van de plagioklaasring is
variabel, soms niet meer dan 1mm. Daarnaast bevat het gesteente
talrijke ongeringe ovoïden. Behalve ovoïden komt kaliveldspaat ook
voor als idiomorfe rechthoekige kristallen.
Plagioklaas vormt eveneens rechthoekige kristallen, maar minder en ook
kleiner dan die van kaliveldspaat. Het gesteente wordt gewonnen in het Viborggebied in het zuiden van Finland, vlak bij de
plaats Ylämaa, in de buurt van de Russische grens. Viborgiet ‘Baltic brown’
werd tot voor een paar jaren veel in gebouwen toegepast. Ook maakt men er aanrechten van en
legt men er tegelvloeren van. De vraag naar dit gesteente is echter in een paar jaren tijds sterk verminderd. Niet vanwege de kwaliteit, maar meer omdat in de natuursteenhandel mode ook een bekend verschijnsel is.
Pyterliet
Naast viborgiet onderscheidt men pyterliet, genoemd naar de typelocatie
Pyterlahti in het Viborggebied in Zuid-Finland. Het gesteente komt vooral
voor in de randzones van het Viborgmassief.
Pyterliet is een sterk porfirische rapakivigraniet met talrijke, gemiddeld
1-3cm grote ronde ovoïden. In tegenstelling tot Viborgiet missen de
kaliveldspaten een mantel van plagioklaas. Slechts hier en daar komt
in Pyterliet een ommantelde ovoïde voor.
Behalve ovoïden bevat het gesteente ook grote hoekige
eerstelingkristallen van kaliveldspaat. De kleur van Pyterliet is gewoonlijk lichtrood tot zalmrood,
maar meer rode, roodbruine en zelfs bruinachtige kleurtypen komen ook
voor. Rapakivigranieten zijn bijzonder variabel.
De kwarts/veldspaatmassa tussen de ovoïden is grofkorrelig. Hoewel
wisselend in percentage komt plagioklaas weinig voor. Hoornblende is
vrijwel afwezig. Daarentegen is het percentage kwarts in pyterliet veel hoger dan
in viborgiet. De meest rookkleurige kwartsen zijn kransvormig om
de grote veldspaten gerangschikt. Pyterliet is duidelijk zuurder
(= rijker aan silica) dan viborgiet. In het vaste gesteente gaan
viborgiet en pyterliet op verschillende plaatsen onmerkbaar in elkaar over.
Opvallend in viborgieten en pyterlieten is dat de ovoïden vaak vol zitten
met kleine insluitsels van hoornblende, biotiet en kwarts. In de grotere
ovoïden, ook in die waar de plagioklaasmantels ontbreken, zijn de
donkere insluitsels niet zelden in concentrische ringen gerangschikt.
Er zijn zelfs ovoïden bekend met ringvormig gerangschikte kleine
kwartsinsluitsels.
Zwerfstenen van Viborgiet en Alandrapakivi
In de zwerfsteengeologie maakt men onderscheid tussen viborgiet
en Ålandrapakivi. Hoewel beide gesteenten petrografisch gezien viborgieten zijn,
is er verschil. Het onderscheid zit hem in de gemiddelde grootte van
de veldspaatovoïden. Deze zijn in Ålandrapakivi zo’n 1-2cm. In viborgiet
zijn ze groter (4cm). Bovendien is de grondmassa van Ålandrapakivi
meestal micropegmatietisch ontwikkeld. Bij Viborgieten is de matrix
grofkorrelig granietisch.
Ook de herkomst speelt een rol in de afwijkende naamgeving.
Ålandrapakivi komt exclusief voor in het rapakivigebied van Åland.
Nergens elders op het Baltisch schild komt een dergelijk viborgietisch
gesteente voor. Komt nog bij dat rapakivi’s uit het Ålandgebied
met Ålandrapakivi voorop tot de meest voorkomende zwerfstenen
in ons land mogen worden gerekend. Dit rechtvaardigt ook zijn
eigennaam.
Viborgieten daarentegen zijn als zwerfsteen bijzonder zeldzaam. ‘Die
moeten dus wel uit een ander gebied komen’, heet het. Het is niet
bekend of ze in het Ålandgebied voorkomen. Driekwart van het gebied ligt onder water. Meestal verbindt men
de herkomst van Viborgieten met andere rapakivi voorkomens in Finland.
Het lijkt waarschijnlijk dat de paar gevonden roodachtige zwerfstenen
van Viborgiet afkomstig zijn uit het Kökargebied, zuidwestelijk van
Åland of wellicht nog zuidelijker, uit het Noordbaltisch rapakivigebied, dat op de Oostzeebodem ontsloten is.
Recente onderzoekingen hebben duidelijk gemaakt dat op de bodem
van de Oostzee, in de ondergrond van Estland en Letland naast een aantal kleinere ook
zeer grote rapakivimassieven aanwezig zijn. Voor een belangrijk
deel zijn deze bedekt door jongere, vooral paleozoïsche sedimenten.
Indrukwekkend is het enorme Rigamassief, dat het fundament vormt van
Letland. De voortzetting van dit massief strekt zich uit over een groot
gedeelte van de aangrenzende Oostzeebodem.
Zwerfstenen uit dit grote massief zijn niet te verwachten. Voor zover
bekend zijn gesteenten ervan nergens ontsloten, ook niet op de bodem
van de Oostzee. Er zal op zijn minst nog een ijstijd overheen moeten
gaan om de bedekkende sedimenten te verwijderen.
Positiever in zwerfsteenopzicht is de aanwezigheid van een iets kleiner,
maar niettemin groot rapakivigebied, dat eveneens op de bodem van de
Oostzee aanwezig is. Het gebied ligt zuidelijk van het Kökargebied. Dit
zogenoemde Noordbaltische rapakivimassief is alleen in het zuidelijke deel
bedekt door paleozoïsche sedimenten. Een groot deel ervan ligt bloot
op de bodem van de Oostzee.
Gezien de aanvoerrichting van het landijs en het sortiment
zwerfsteenrapakivi's dat afkomstig is uit het kleine rapakivigebied van
Kökar, is het zeer waarschijnlijk dat uit het Noordbaltisch
rapakivimassief ook zwerfstenen in ons land zijn terecht gekomen.
Echter, zekerheid hierover hebben we niet. Nergens in dit grote
rapakivigebied zijn gesteenten voor monstername en vergelijking ontsloten. Duidelijk is dat rode Oostzeekwartsporfier tot dit onderzeese Noordbaltische rapakivimassief behoort, evenals bruine baltische kwartsporfier en de niet zo zeldzame porfierische, oranjerode rapakivigraniet, die in eerste instantie de werknaam 'Noordbaltische rapakivigraniet' gekregen heeft.
Zolang geen vergelijkingsmateriaal beschikbaar is, blijft het ongewis
of en zo ja welke rapakivi-typen uit dit Noordbaltisch rapakivimassief
in onze contreien als zwerfsteen voorkomen.