Pegmatiet is een lichtkleurig, in de regel grof- tot zeer grootkorrelig stollingsgesteente met kristallen die in sommige gevallen meters groot kunnen worden. Pegmatiet is een silicarijk, aan graniet verwant gesteente, dat in hoofdzaak uit kaliveldspaat en kwarts bestaat, vaak vergezeld van glimmersoorten als zilverkleurige muscoviet of zwarte biotiet. De naam komt van het Homerisch Griekse 'pegnymi'. Dit betekent zoveel als 'samen binden'.
De naam 'pegmatiet' werd het eerst gebruikt door de Franse mineraloog René Haüy. Hij gebruikte de naam, anders dan tegenwoordig, niet voor pegmatiet, maar voor schriftgraniet. Pegmatiet en ook schriftgraniet zijn zogenaamde ganggesteenten. Stollingsgesteenten dus. Pegmatiet vormt spleetvullingen in de aardkorst, die zich voordoen als aders, gangen en lenzen in andere gesteenten. Grotere pegmatietvoorkomens komen vaak voor aan de randen en in het dakgesteente van granietlichamen. Op deze plaatsen vormt pegmatiet onregelmatige, vingervormige uitstulpingen (apofysen). Deze voorkomens kunnen een lengte van enkele honderden meters bereiken bij een breedte van enige tientallen meters.
Bijzonder aan pegmatiet is de grootte van de kristallen. Deze moeten minstens 1cm groot zijn. Bij veel pegmatieten zijn deze gemiddeld 5 cm groot, maar individuele kristallen bereiken soms enorme afmetingen. Er zijn kaliveldspaten bekend van ruim tien meter. Beryl, spodumeen en toermalijn zijn accescorische mineralen die vrijwel uitsluitend in pegmatiet voorkomen. Van deze mineralen vond men kristallen met een lengte van respectievelijk vijf en zeven meter. Veel van s'werelds grootste kristallen komen uit pegmatiet.
Pegmatiet wordt in zwerfsteenkringen ook wel pegmatietgraniet genoemd. In feite is het bij zwerfstenen niet goed uit te maken waar graniet ophoudt en pegmatiet begint. Lang niet alle zwerfstenen van pegmatiet bestaan uit grote tot zeer grote kristallen. Hier komt bij dat pegmatiet uit dezelfde mineralen bestaat als graniet. Het gesteente bestaat voornamelijk uit kaliveldspaat, kwarts en glimmer. In veel pegmatietzwerfstenen kom je daarnaast nog een wisselend percentage plagioklaas tegen en verder ook zilverwitte muscoviet of zwarte biotiet. De indruk bestaat dat deze plagioklaas- en biotietrijke pegmatiettypen afkomstig zijn uit neosomen van migmatiet.
De naamgeving voor verschillende typen zwerfsteenpegmatiet is gebaseerd op het bijzondere mineraal dat aanwezig is. Zwerfstenen met veel zilverwitte muscoviet noemt men muscovietpegmatiet. Zo heb je dus ook toermalijnpegmatiet, lepidolietpegmatiet enz.
Pegmatieten van een andere samenstelling zijn veel zeldzamer. Van syeniet zijn ze nog het meest bekend. Een enkele keer wordt een zwerfsteenvondst gemeld van dioriet- of gabbropegmatiet. Dit blijven echter uitzonderingen.
Wil men deze zwerfsteentypen dioriet- of gabbropegmatiet noemen, dan dienen de samenstellende mineralen een grootte van ca. 2cm of meer te hebben. Bij dioriet is zwarte hoornblende in het spel, is het donkere mineraal pyroxeen (augiet), ook meestal zwart, dan ligt gabbro voor de hand.
Verdieping
Pegmatiet is doorgaans geassocieerd aan
granietvoorkomens. Het fraaie gesteente komt in vrijwel alle granietgebieden voor. Wordt over pegmatiet gesproken, dan wordt het granietische type bedoeld. Pegmatieten komen ook bij andere dieptegesteenten voor, zoals syeniet en dioriet
Omdat syeniet als gesteente minder vaak voorkomt dan graniet en de voorkomens ook veel kleiner, zijn zwerfstenen van syenietpegmatiet bijzonder zeldzaam. Voor mooie voorbeelden van syenietpegmatiet moeten we naar Zuid-Noorwegen. Op verschillende plaatsen rond de stad Oslo komen magmatische gesteenten voor van bijzondere samenstelling, waaronder verschillende syenieten en syenietpegmatieten.
Zuidelijk van Sandefjord in het Oslogebied, op het schiereiland Vesteroya komen in het bekende gesteente larvikiet
grote en kleinere pockets voor van grootkorrelige syenietpegmatiet. Vooral in de onbegroeide larvikietrotsen langs de kust zijn deze niet moeilijk te vinden. Larvikiet is een grijs tot grijsblauw syenietisch gesteente, dat vooral bekend is door zijn fraaie blauwgrijswit oplichtende veldspaten. Het gesteente wordt om dit lichteffect (= Schiller-effect) in verschillende groeven in het Oslogebied ten behoeve van de natuursteenhandel geëxploiteerd. Opvallend is dat het Schiller-effect in de pegmatietische delen van de larvikiet ontbreekt.
Fraaie voorbeelden van syenietpegmatiet zijn langs de westkust van Vesteroya op verschillende plaatsen ontsloten en ook te bemachtigen, vaak in de vorm van afgerolde strandstenen. Ook van een andere syeniettype, nordmarkiet in dit geval, zijn in het Oslogebied hier en daar pegmatieten bekend. Zwerfstenen van larvikiet- en nordmarkietpegmatiet zijn o.m. te vinden in de Ra-eindmorene in Zuid-Noorwegen. Deze opvallende morenegordel is op het laatst van de Weichsel-ijstijd door een stagnerend ijsfront ontstaan. Vooral langs een kuststrook bij Molen, zuidelijk van Helgeroa in Zuid-Noorwegen is deze stenenrijke morene door de zee geërodeerd. Tienduizenden afgeronde en schone keien zijn door golfwerking samengespoeld tot strandwallen. Syenieten en pegmatieten liggen er voor het oprapen. Helaas is het meenemen van stenen daar verboden. Blijft over om van die syenietpegmatieten dan maar foto's te maken.
Zeldzamer en in mineralogisch opzicht bijzonder is
nefeliensyenietpegmatiet. Dit is een bijzonder grootkorrelig onderverzadigd stollingsgesteente, dat ontstond
door een tekort aan silica (SiO2). Bij het kristalliseren van syenietisch magma werden eerst normale
veldspaten gevormd, later als het tekort aan silica manifest werd ook zgn. veldspaatvervangers (=foïden). Nefelien is wel het bekendste soort
veldspaatvervanger. Fraaie grootkorrelige nefeliensyenietpegmatieten zijn op verschillende plaatsen in het
Oslogebied ontsloten. In wegontsluitingen bij Tvedalen bij Larvik kunnen hiervan fraaie stukken worden verzameld, evenals in een van de vele steengroeven daar. Zwerfstenen van (nefelien)syenietpegmatiet zijn echter uitermate zeldzaam. Het gesteente is door de aanwezigheid van grote nefelienkristallen bovendien gevoelig voor verwering. De mogelijkheid om een zwerfsteen van dit zeldzame gesteente te vinden is, behalve in Zuid-Noorwegen zelf, nog het grootst op een van de steenstranden in en rond de Limfjord in Noord-Denemarken.
Hoe ontstaan pegmatieten?
Bij het afkoelen van een gesteentesmelt (magma) kristalliseren mineralen
met het hoogste smeltpunt het eerst. Vaak zijn deze door hun
ijzergehalte ook het zwaarst, waardoor ze naar de bodem van de
magmakamer zinken. Het overblijvende magma wordt als gevolg hiervan in
de loop van de tijd steeds rijker aan ‘zure’ (= silicarijke) mineralen.
Bij voortgaande afkoeling kristalliseren steeds meer mineralen
waaronder glimmers, veldspaten en tenslotte ook kwarts. Deze mineralen samen vormen graniet. Pegmatiet ontstaat
pas in het allerlaatste stadium als de hoofdmassa van het granietmagma reeds is vast geworden. Wat na kristallisatie overblijft is een gas- en waterrijke restsmelt, die fluide genoemd wordt. Deze restsmelt is een exotisch mengsel dat doorgaans
arm is aan calcium, ijzer en magnesium, maar rijk aan silicium,
kalium en natrium. Ook bevat het veel vluchtige fluor-, chloor- en
boriumverbindingen. De aanwezigheid van water en vluchtige bestanddelen verlaagt het kristallisatiepunt aanzienlijk. Dit ligt ongeveer bij 450 graden Celsius. Ook de viscositeit vermindert. Dit gasrijke dunvloeibare mengsel wordt onder
hoge druk in spleten en scheuren buiten het eigenlijke granietlichaam
in het omringende nevengesteente geperst en kristalliseert daar vervolgens. In een fluide die uit gas, vloeistof of een tussenvorm hiervan bestaat, kunnen ionen zich snel verplaatsen. Dit maakt dat kristakiemen snel kunnen uitgroeien tot grote kristallen.
|
Pegmatieten worden wel kraamkamers van zeldzame mineralen en edelstenen genoemd. In deze pegmatiet steekt een groot groenachtig kristal van beryl. Gesteentemonster van Vredefort - Zuid-Afrika. |
Verdieping
Granietisch magma is een gesteentesmelt, een vloeistof dus, waar in sommige gevallen veel water in kan zijn opgelost. Het gehalte aan water in granietmagma kan oplopen tot wel 8 volumeprocent. De temperatuur van magma is zo hoog dat water uitsluitend in gasvorm aanwezig is. Naast water bevat magma nog andere vluchtige bestandelen in gasvorm, zoals chloor, fluor, borium en kooldioxide. Koelt magma op kilometers diepte in de aardkorst geleidelijk af, dan beginnen zich kristalliseren te vormen. Aangezien de meeste kristallen geen water inbouwen, blijft het opgeloste water in het magma aanwezig, alleen neemt de concentratie ervan toe, zeker naar mate het vastworden van magma vordert.
In sommige gevallen wordt de concentratie van dit superhete water zo hoog, dat deze zich van het magma afscheidt. Deze processen vinden vooral plaats op het eind van het kristallisatieproces van granietmagma. Het is niet bekend in welke fysische toestand het uitgescheiden en honderden graden hete water verkeerd, temeer daar het extreem rijk is aan allerlei ionen. Een echte vloeistof zal het niet zijn, maar geheel gasvormig lijkt ook niet aannemelijk. Misschien is het iets daartussenin? Voor deze gasrijke vloeistof gebruikt men daarom de uitdrukking 'fluide'.
In een dergelijk heet waterrijk milieu verplaatsen ionen zich veel sneller dan dat ze dit in magma doen. Ontstaan er in de fluide kristalkiemen, dan kunnen deze zeer snel groeien, waarbij er soms kristallen ontstaan van vele meters lengte. Zo werd in een pegmatiet in South Dakota in de USA in een granietische pegmatiet een reuzenkristal van spodumeen aangetroffen van ruim 13 meter lang en 1.50 breed.
Pegmatieten noemt men wel eens kraamkamers van mineralen.
In het gesteente komen niet zelden fraaie kristallen voor van
beryl, aquamarijn, toermalijn, apatiet e.d.. In holten van pegmatiet konden zich op het laatst kristallen vormen die van edelsteenkwaliteit zijn. Vooral in Brazilië en op Ceylon wint
men uit deze holten grote aantallen fraaie edelstenen. Ook bevatten
pegmatieten soms grote hoeveelheden zeldzame aarden (=aardelementen)
als lithium, berylium en tantalium. Voor dit doel exploiteert men overal ter wereld economisch rendabele pegmatietvoorkomens. Denk echter niet de exploitatie van pegmatiet op een grootschalige manier gebeurt door bedrijven met grote aantallen medewerkers. De voorkomens van pegmatiet zijn hiervoor eenvoudig te klein. Het zijn doorgaans kleine bedrijven, die pegmatiet mijnen en het gewonnen ruwe materiaal verhandelen. Komen er fraaie kristallen uit de pegmatiet te voorschijn, dan worden deze door de uitbater doorgaans voor meer geld aan mineralenliefhebbers verkocht, dan dat deze als erts opgebracht zouden hebben. Hier komt nog bij dat bij een kleinschalige exploitatie het voor de eigenaren aantrekkelijk is om mineralenverzamelaars tegen een vergoeding naar pegmatietmineralen te laten zoeken.
Terzijde
De grootte die afzonderlijke kristallen in pegmatieten kunnen bereiken zijn indrukwekkend. Hierboven werd al even het voorbeeld van een zeer groot kristal van spodumeen aangehaald. Er zijn echter meer spectaculaire vondsten gedaan.
Zo vond men in 1868 in Zwitserland een rookkwartskristal van maar liefst 135 kilogram!
Opzienbarend was ook de vondst van een topaaskristal in de provincie Minas Gerais in
Brazilië van 270 kg. In hetzelfde gebied vond men ook nog een kristal van aquamarijn van
ruim 110 kg dat zelfs slijpkwaliteit had!
In Zuid-Noorwegen in het Setesdal zijn in het pegmatietrijke gebied rond de plaats
Evje veldspaatkristallen aangetroffen met een geschat gewicht van 180 ton. Zo groot zijn onze allergrootste
zwerfstenen niet eens. Ook in de Verenigde Staten weet men van wanten. Daar vond men in
pegmatieten in de staten Maine en Dakota kristallen van beryl – weliswaar niet van
edelsteenkwaliteit –die respectievelijk 17.000 en 30.000 kg wogen!
In pegmatieten in Zweden en Finland ontbreken deze mineralogische hoogstandjes op enkele uitzonderingen na.
Toch, als we op de kleintjes
letten, bestaat de kans dat we een zwerfsteen van pegmatiet vinden met heel kleine blauwe
toermalijnkristalletjes. Van Noordbroek (Gr.) is een paar centimeter grote zwerfsteen bekend met indigoliet,
een blauwe toermalijnvariëteit. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze zwerfsteen afkomstig is
van het kleine eiland Utö, zuidoostelijk van Stockholm. In het grondgebergte daar komen
metersdikke gangen voor van pegmatiet met kleine rose en blauwe toermalijnkristallen.
Pegmatiet bevat zoals gezegd vaak bijzondere mineralen. Een aantal van deze mineralen zijn economisch rendabel te exploiteren. Het gaat hierbij om borium, cesium, molybdeen, lithium, bismuth, tantaal, tintanium, niobium, wolfraam, tin enz. Ook op het terrein van edelstenen is pegmatiet vaak een belangrijke en soms ook de enige bron, denk hierbij aan spodumeen, toermalijn, zircoon,granaat, smaragd, apatiet, chrysoberyl, beryl en kunziet.
Pegmatieten exploiteert men niet alleen om hun inhoud aan edelstenen. Men exploiteert ze ook en vooral
voor de winning van kaliveldspaat en kwarts. Van kaliveldspaat fabriceert men grondstoffen voor de
keramische industrie. Kwarts gebruikt men onder meer om in
autoclaven synthetische bergkristallen van grote zuiverheid te maken. Deze kunstmatige kristallen worden gezaagd en geslepen voor toepassingen in de optische industrie.
Pegmatiet is als zwerfsteen niet zeldzaam. De meeste vondsten zijn
ongeveer van handgrootte of iets daar aan voorbij. Zwerfsteenexemplaren groter dan 20cm zijn zeldzamer.
De tot dusver grootste zwerfsteenpegmatiet is een aantal jaren geleden gevonden
op een akker bij Norg in Drenthe, langs het Schilligveen. De oranjekleurige, grootkorrelige
graniet bevatte talrijke gitzwarte prisma’s en naalden van toermalijn.
De steen was een kleine meter in doorsnede. Naderhand beschouwd
is het jammer dat de kei destijds in stukken is geslagen en onder
talrijke zwerfsteenliefhebbers is verdeeld. Hij had wellicht een betere bestemming verdiend.
Zijn pegmatieten altijd ganggesteenten?
Onafhankelijk van dieptegesteenten als graniet, syeniet e.d. kunnen pegmatieten ook ontstaan in migmatieten. Dit type pegmatiet vormt kleinere voorkomens, banden of lenzen in het metamorfe gesteente. Deze pegmatieten, ook wel pegmatoïde metatekten (opsmeltingsproducten) genoemd, zijn niet te vergelijken met pegmatieten die uit restmagma kristalliseren. Ze bevatten geen zeldzame aarden of andere typische pegmatietmineralen.
Het precambrische grondgebergte in Zweden en Finland bestaat voor een belangrijk
deel uit metamorfe gesteenten, waaronder veel migmatieten. Migmatiet is een ultrametamorfe gesteente dat uit twee, duidelijk van elkaar verschillende gesteentesoorten bestaat: een ouder metamorf gesteente en een jonger stollingsgesteente. Het metamorfe onderdeel is meestal gneis en wordt paleosoom genoemd, het deel dat uit stollingsgesteente bestaat en jonger is, heet neosoom en is meestal granietisch van samenstelling. Migmatieten noemt men daarom ook
wel menggneizen. Scandinavische migmatieten zijn van
Precambrische ouderdom. Deze gesteenten zijn op tientallen kilometers
diepte in de aardkorst bij een sterk verhoogde temperatuur en onder hoge druk uit andere gesteenten ontstaan. Migmatiet vormt feitelijk de overgang van een metamorf gesteente naar een stollingsgesteente.
Terzijde
Metamorfose is een rekristallisatieproces in gesteenten waarbij druk- en
temperatuurverhoudingen een belangrijke rol spelen. Bij verandering ervan vallen
in een langzaam proces mineralen uiteen, waarbij uit de bouwstoffen nieuwe
mineraalcombinaties gevormd worden. In migmatiet zijn deze
veranderingsprocessen zover voortgeschreden dat delen van het gesteente het karakter
hebben van een stollingsgesteente. De combinatie van een oud gneisachtig gesteente en
daarmee vergroeid gesteentedelen die in uiterlijk en samenstelling overeen komen met een
granietisch stollingsgesteente, noemt men migmatiet (van het Griekse ‘migma’= mengen).
De nieuwgevormde gesteentedelen kunnen behalve uit graniet ook uit pegmatiet bestaan
met daarin soms schriftgranietische vergroeiingen. Vaak zijn de lenzen en banden van pegmatiet erg ongelijkmatig ontwikkeld. Grof- en grootkorrelige partijen wisselen elkaar zonder regelmaat af. In zeldzame gevallen is daarin ook schriftgraniet tot ontwikkeling gekomen. In deze gevallen moet sprake zijn geweest van opsmelting.
Over het ontstaan van migmatiet bestaat nog steeds veel onduidelijkheid.. De meningen
lopen uiteen van het opsmelten van een deel van het oude gneisgesteente gevolgd door de
kristallisatie elders in het gesteente tot een vorm van uitwisseling (= metasomatose) van
bestanddelen. Waarschijnlijk zijn ze het resultaat van beide. Sommige migmatieten wekken de indruk dat het materiaal in de nieuw
gevormde gesteentedelen van elders afkomstig is en door injectie in het gneisgesteente is
geïntrudeerd. De processen die tot de vorming van migmatiet leiden vinden plaats op
onbereikbare diepten en verlopen zo langzaam dat er waarschijnlijk miljoenen jaren mee
gemoeid zijn. De ontstaansomstandigheden zijn in laboratoria moeilijk na te bootsen.
Op grond van uiterlijk en vermoedelijke onstaanswijze onderscheidt men een aantal typen migmatiet. Deze structuurtypen zijn zowel in een handstuk als veel groter, op geologische schaal te herkennen. Bij de behandeling van migmatieten zal hier nader op worden ingegaan. Ongetwijfeld zullen veel zwerfstenen van pegmatiet afkomstig zijn uit pegmatietische neosomen van migmatiet, maar deze zwerfstenen zijn, door hun geringe grootte niet als onderdeel van een neosoom uit een migmatiet te herkennen. Wel is het zo dat grootkorrelige zwerfsteenpegmatieten afkomstig uit neosomen veel vaker het zwarte glimmermineraal biotiet bevatten dan muscoviet. Pegmatiet dat uit een restsmelt gevormd is bevat daarnetegen vaker zilverwitte mica.