Het Oslogebied in Noorwegen hangt er in de zwerfsteenwereld
een beetje bij, ondanks dat stenen daarvandaan door verzamelaars hoog worden ingeschat en als
gesteentesoort vaak bijzonder zijn. Zwerfstenen uit deze hoek van Scandinavië
komen bij ons weinig voor. Bij zwerfsteeninventarisaties en
keileemonderzoek waar het al gauw om meer dan honderd
gidsgesteenten gaat, zijn zwerfstenen uit het Oslogebied
van geen of geringe betekenis. In veel gevallen worden in zo’n
telling één of hooguit enkele zwerfstenen uit het Oslogebied
aangetroffen, maar vaak ontbreken ze.
Larvikiet - Zwerfsteen van Gaarkeuken (Gr.).
|
Rhombenporfier - Zwerfsteen uit het Foxholstermeer (Gr.). |
Het zeldzame karakter van larvikiet en andere Noorse
zwerfstenen komt doordat de aanvoerrichting van het landijs
in de ijstijd vooral uit het noordoosten kwam, zeg maar uit
de richting van het Oostzeegebied. Om zwerfstenen uit het
Oslogebied te krijgen was een meer noordelijke aanvoerrichting
noodzakelijk. Op een paar uitzonderingen na is dat in het
Pleistoceen niet of nauwelijks het geval geweest.
Van enkele plaatsen in Noord-Nederland is bekend dat zwerfstenen
uit het Oslogebied talrijker zijn. In het verhaal over
rhombenporfieren wordt daar uitgebreider op ingegaan.
Een verklaring is niet makkelijk te geven. Mogelijk dat het
landijs in de Saale-ijstijd stroomopwaarts ouder glacigeen
materiaal met relatief veel Oslogesteenten heeft aangesneden
en opgenomen.
Bekend is dat keilemen uit een vroeg stadium van de
vergletsering in de Elster-ijstijd - dat is een ijstijd
voorafgaand aan de Saale-ijstijd - in Noord-Duitsland relatief
veel gidsgesteenten uit het Oslogebied bevatten. Hoewel ze in
zwerfsteentellingen nooit meer dan 10% uit van het totaal uitmaken,
zijn ze veel algemener dan in afzettingen uit de Saale-ijstijd. Dit
beeld komt overeen met de aantallen ‘Noren’ in smeltwaterafzettingen
in Ost-Friesland en o.m. bij Werpeloh in Duitsland. Die afzettingen dateren ook uit het
Elsterien.
De grote zandgroeve van de Fa. Schlangen bij Werpeloh (Dld.).
In deze en andere groeven in de buurt worden sinds jaar en dag relatief veel gidsgesteenten uit het Oslogebied gevonden. |
De 'Noren' zijn als rolsteen aanwezig in grind- en stenenrijke geulopvullingen en snoeren in smeltwaterzanden (sandr) uit het Elsterien. |
Waarschijnlijk is in de Elster-ijstijd bij de vergletsjering
aanvankelijk sprake geweest van een ijstroom uit Zuid-Noorwegen
en Zuid-Zweden, die over Denemarken naar het zuiden bewoog en
ook een deel van Noord-Duitsland bedekt heeft. Het landijs in de
Saale-ijstijd heeft op zijn tocht naar het zuidwesten ongetwijfeld
huis gehouden in sommige van de oudere Elsterkeilemen en zal
daaruit componenten hebben opgenomen.
Bij het uithorren van het zand komen grind en stenen op een hoop te liggen. Na een regenbui zijn rhombenporfieren niet moeilijk te vinden. | Elders in de zandgroeve zijn door wind en regen vrijgemaakte en schoongespoelde rhombenporfieren te vinden. Vaak zijn de stenen klein, maar zoveel als bij Werpeloh vind je ze haast nergens (meer). |