Afwijkende weergave

Op dit moment wordt er gewerkt aan het geschikt maken van de website voor tablets en mobiele apparaten. Het kan zijn dat de weergave hier en daar nog niet optimaal is. Wij vragen daarvoor uw begrip.

 




 

 

 

Larvikiet is in het algemeen een grof- tot grootkorrelig gesteente

dat voornamelijk uit veldspaat bestaat. Op het eerste gezicht lijkt het alsof het gesteente

slechts uit twee bestanddelen bestaat, nl. lichtkleurige

veldspaat en zwarte mineralen. De grofkorrelige richtingloze

structuur is een aanwijzing dat het om een dieptegesteente gaat en herinnert aan die van graniet.

 

Afhankelijk van de verweringsgraad verschillen zwerfstenen van

larvikiet in uiterlijk. Onverweerde exemplaren

uit de keileem of larvikieten die zijn opgeraapt langs een van

de steenstranden aan de Oostzeekust of in Denemarken

zijn grijs, grijsblauw of zelfs lichtblauw. Een enkele

maal is de kleur donkerder, neigend naar somber groenzwart.


 

 

Larvikiet_-_Voera_sandefjord_Oslo_Noorwegen Larvikiet_met_schiller-effect_-_Vora_Vsteroya_Noorwegen

Larvikiet - Zwerfsteen van Voera, Västeroya, Sandefjord, Noorwegen.

 

Larvikiet komt in allerlei variëteiten voor. Bij sommige iriseren de veldspaten bijzonder fraai, het zogenoemde Schiller-effect. De larvikiet op de foto bezit vrij veel donkere mineralen.

Larvikiet met sSchiller-effect - Zwerfsteen van Voera, Västeroya, Sandefjord, Noorwegen.

 

Indien veldspaten in larvikiet gericht zijn - dus min of meer evenwijdig gerangschikt - dan iriseren ze bij een bepaalde belichting maximaal. Larvikieten kleuren dan licht hemelsblauw. Larvikiet is vanwege dit effect een van de popoulairste soorten natuursteen.

 

 
 

In zandgroeves bezit larvikiet een ander uiterlijk, zeker

als we de doorgaans verweerde vondsten van Werpeloh in Duitsland in gedachten nemen.

Door de rijkdom aan plagioklaas verweren larvikieten makkelijk.

De kleur wordt lichter, soms vrijwel wit. Zwerfstenen zijn

door ijzerverbindingen uit de bodem of als die vrijkomen door

het verweren van donkere bestanddelen van het gesteente meestal geelwit tot

geelachtig bruinwit met verspreid over het oppervlak

talrijke, soms door roest omgeven zwarte spikkels en vlekken.

Bij het oprapen geven de stenen vaak poederig af. Sla je ze

door dan komt de typisch grijze of grijsblauwe kleur te voorschijn.

In enkele gevallen gaat de verwering dieper, de stenen kleuren

van binnen dan meer grijswit of geelwit. Was oorspronkelijk

parelmoerglans aanwezig, dan herkennen we dit aan het

zwak zilverachtig oplichten van sommige veldspaten.


 

 

Larvikiet_met_verweerd_oppervlak_-_Werpeloh_Dldjpg Larvikiet_-_Werpeloh

Larvikiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

Zwerfstenen van larvikiet verweren door het hoge plagioklaasgehalte krijtwit. Tegelijkertijd verweren de ijzerrijke mineralen eveneens, waarbij roestproducten vrij komen. Die zorgen voor bruine verkleuringen, waardoor zwerfstenen van larvikiet er in sommige gevallen niet fraai uitzien.

Larvikiet met Schiller-effect - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

Het parelmoer-achtige oplichten van de veldspaten op gepolijste oppervlakken van larvikiet, zie je bij sommige zwerfstenen ook aan de verweerde buitenzijde. De weerschijn is op die plaatsen meer zilverachtig dan blauw

 


 

Om larvikiet en het opmerkelijke ‘labradoriseren’ van de veldspaten

te leren kennen, loont een wandeling door een stadscentrum of

een bezoek aan een kerkhof. Het gesteente wordt in gepolijste

vorm op grote schaal toegepast in grafmonumenten, ornamenten,

beeldhouwwerken en als puibekleding van gevels; vaak kom je

daarbij zowel de blauwgrijze als de donker groenzwarte variëteit

tegen.

 

Larvikiet wordt toegepast vanwege de combinatie van een neutrale,

gedekte kleur en fraaie lichteffecten. Sommige veldspaatkristallen

lichten bij het voorbij lopen prachtig blauwwit of

blauwgroenwit op. Soms zijn de lichtreflecties meer zilverachtig

van tint. Het effect wordt schillerisatie of het Schiller-effect

genoemd en niet zoals vaak ‘labradoriseren’. Het effect is het

sterkst bij helder daglicht. Het kleurenspel doet denken aan

parelmoerglans. In de steenhandel is de naam larvikiet die wij

aan het gesteente geven onbekend, men noemt het daar ‘Labrador

of vaker nog meer specifiek bij zijn handelsnaam zoals ‘Emerald

pearl’, ‘Marina blue’, ‘Blue pearl’ etc. . Meer daarover hieronder.

 
 

 

Larvikiet_Universiteitsbibliotheek_bij_Blindern_Oslo Larvikiet_marina_Pearl__-_Neven
De universiteitsbibliotheek van Oslo bij Blindern is aan de buitenkant bekleed met gepolijste platen larvikiet. Onderaan is blauwgrijze 'Blue-pearl' uit Tvedalen verwerkt. Het donkere gesteente is van het type 'Emerald pearl' dat vlak ten oosten van Larvik in grote groeven gewonnen wordt. Larvikiet wordt in het Oslogebied bij Larvik in Zuid-Noorwegen in talloze steengroeves gewonnen. Afhankelijk van kleur, korreling en Schiller-effect brengt men het gesteente onder verschillende namen in de handel. Hierboven is het type 'Marina pearl' afgebeeld, dat gewonnen wordt in Tvedalen bij Larvik.

 

 
 

De voornaamste bestanddelen in Larvikiet

Larvikiet bestaat voor bijna 90 % uit spitsrhombische of meer

rechthoekige veldspaatkristallen, die tot 6 cm groot kunnen zijn. De veldspaten

zijn van anorthoklaas. Daarnaast komt ook nog vrije

kaliveldspaat voor. De rhombische, bootvormige kristallen

lijken op die van rhombenporfier. In sommige gevallen zijn

de eerstelingen in larvikiet zichtbaar parallel gerangschikt.

Het zijn vooral deze typen, die op een bepaalde manier in

platen gezaagd en gepolijst het Schiller-effect in de veldspaten

het duidelijkst laten zien. Men exploiteert deze larvikiettypen

op een aantal plaatsen in de omgeving van Tvedalen en in de

Tjölling bij Larvik in Zuid-Noorwegen.


 

 

Larvikiet_met_rhombische_veldspaten_-_Mommark_Als_Denemarken Larvikiet_met_spitsrhombische_veldspaateersteling_-_Mommark_Als_Denemarken

Larvikiet, oranje gevlekt type - Zwerfsteen van Mommark, Als, Denemarken.

 

Op het breukvlak zijn de min of meer parallel gerangschikte, spitsrhombische grijze veldspaateerstelingen te zien. Ze zijn met pijlen aangegeven. De vorm van de eerstelingen komt overeen met die van rhombenporfier. Beide gesteenten stammen uit hetzelfde type magma. De oranje vlekken zijn van kaliveldspaat.
Detail van vorige foto met in het midden een smal spitsrhombische, bootvormige veldspaateersteling.
Tnsbergiet_-_Voera_Vsteroya_Sandefjord_Noorwegen Larvikiet_malerod_met_schiller-effect

Tönsbergiet - Zwerfsteen van Voera, Västeroya, Sandefjord, Noorwegen.

 

Porfierische tönsbergiet valt op door een oranjerode tot bruinrode matrix met daarin talrijke blauwgrijze veldspaateerstelingen. Een aantal hiervan is duidelijk rhombisch van vorm. Tönsbergiet is een variëteit van larvikiet. Het gesteente komt in allerlei typen voor.

Larvikiet, type 'Blue-pearl' dat bij Maleröd, noordelijk van Tvedalen, wordt gewonnen. Het Schiller-efffect in larvikiet wordt vaak 'labradoriseren' genoemd, hetgeen onjuist is. Naast 'Schiller-effect' gebruikt men ook wel de uitdrukking 'schillerisatie'
.

 

 
 

Anorthoklaasveldspaat bestaat uit plagioklaas en alkaliveldspaat. Beide

veldspaatsoorten zijn innig met elkaar gemengd op een wijze

die larvikiet zijn opmerkelijke lichtspel verleent. Van dichtbij

valt op dat de grijze plagioklaaskristallen doortrokken zijn van

lichtere streepjes en vlekjes. Die zijn van kaliveldspaat.

Kaliveldspaat vinden we ook terug aan de buitenzijde van de

veldspaatkristallen. Bij sommige typen zijn plagioklaaseerstelingen door

kaliveldspaat ommanteld, wat zichtbaar is aan een lichtgetinte, witachtige

zoom.


 

 

Kjelsasiet_detail_-_Mommark_Als_Dkjpg Kjelssiet_-_Hegelie_Elve_Srkedalen_Oslo_Noorwegen
De veldspaat in larvikiet en aanverwante typen bestaat uit een innige vergroeiing van plagioklaas en kaliveldspaat. Men duidt deze veldspaatvorm wel aan als anorthoklaas of ternaire veldspaat, hoewel deze laatste uitdrukking in larvikiet ook niet geheel juist (meer) is. De veldspaat is namelijk ontmengd. Door ontmenging zijn in de grijze veldspaten beide veldspaatsoorten te zien. De lichtere vlekken en streepjes zijn van kaliveldspaat, de grijze matrix bestaat uit plagioklaas.

Kjelsåsiet - Zwerfsteen van Heggelie Elve, Sörkedalen, Oslo

 

Dit is een basische variëteit van larvikiet die rijk is aan plagioklaas en donkere mineralen. Kaliveldspaat vormt bij dit type vaak mantels om de plagioklazen. Bovendien zijn de veldspaten meest vierkant of rechthoekig van vorm.

 


 

 

Terzijde
 

 
 

Ternaire veldspaat
 

Het gehalte aan calcium, natrium en kalium in de veldspaatsamenstelling in larvikiet is

reden waarom men deze net als de eerstelingen in rhombenporfier

aanduidt als ternaire veldspaat. Dit laatste is ‘voer’ voor petrologen en

liefhebbers die aan slijpplaatjesonderzoek doen. Voor zwerfsteenzoekers

met een loep of een binoculair is de betekenis van het begrip ’ternair’ 

van academische waarde.



 

 

Eerder rekende men larvikiet door het nagenoeg ontbreken

van kwarts tot de syenieten. Zo staat het gesteente ook nog steeds

vermeld in de meeste zwerfsteenboeken. Het hoge gehalte

aan plagioklaas met daarnaast vrije kaliveldspaat en weinig

tot geen kwarts betekent dat larvikiet in feite geen syeniet is.

Larvikiet valt in een ander veld van het Streckeisen diagram. Het gesteente is

meer van intermediaire samenstelling. Daarom deelt men

larvikiet en zijn varianten tegenwoordig in bij de monzonieten.


 

 

Larvikietmet_verweerd_oppervlak_-_Werpeloh_Dldjpg Larvikiet_basisch_type_-_Voera_Sandefjord_Noorwegen

Larvikiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

Het gesteente bevat kleine en grotere aggregaten van donkere mineralen als bruinzwarte biotiet, augiet en metalige vlekjes en spikkels magnetiet. Vooral biotiet is ijzerrijk en verweert roestachtig. De bruine verkleuringen zijn daarvan afkomstig.

Larvikiet - Zwerfsteen van Voera, Västeroya, Sandefjord, Noorwegen.

 

Langs de kust van Västeroya en Österoya zijn op verschillende plaatsen steenstranden aanwezig. Ze zijn een Walhalla voor verzamelaars. Op de foto is een oranje gevlekte donkere variëteit van larvikiet afgebeeld met veel aggregaten van donkere mineralen. Het gesteente krijgt hierdoor een somber uiterlijk.

 

 
 

Donkere mineralen zijn in larvikiet duidelijk zichtbaar. Vooral

bij verweerde larvikieten is het kleurcontrast met de geelwitte

veldspaat groot. De zwarte mineralen vormen kleine en grotere, onregelmatige en soms hoekige

aggregaten tussen de veldspaten. Onder de loep is donkerbruin-

zwarte, soms bronskleurige, sterk glanzende biotiet te herkennen,

naast zwarte augiet en korreltjes magnetiet. Hoornblende komt

ook voor, maar is met de loep niet of nauwelijks van de

eveneens zwarte augiet te onderscheiden. Kwarts is in de regel

afwezig, maar kan in sommige gevallen met een paar procent

aanwezig zijn. Hetzelfde is met nefelien het geval. Bij toename

van dit laatste mineraal gaat larvikiet over in lardaliet. Gezamenlijk

zullen we beide mineralen, kwarts en nefelien, nooit in larvikiet

aantreffen. Dit geldt trouwens voor alle gesteenten, kwarts en nefelien

sluiten elkaar per definitie uit.


 

 

013._Larvikiet_-_Werpeloh Kjelsasiet_-_Zwerfsteen_van_Mommark_Als_Dkjpg

Larvikiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

Verwering kleurt larvikiet en verwante typen witachtig door het hoge percentage plagioklaas. Van binnen tonen de zwerfstenen de karakteristieke grijze tot blauwgrijze kleur. Bij de steen op de foto zijn de veldspaten enigszins gericht. De gerichtheid verloopt van linksboven naar rechtsbeneden.

Kjelsåsiet - Zwerfsteen van Mommark, Als, Denemarken.

 

Opvallend zijn de grote rechthoekige veldspaateerstelingen, die bij deze larvikietvariëteit vrijwel nooit rhombisch zijn. De veldspaten zijn omgeven door een lichter getinte zoom van kaliveldspaat. Het gesteente bevat veel onregelmatige aggregaten van donkere mineralen. Deze vullen de ruimten tussen de veldspaten op.

 

 
 

Verdieping

 

 

Mineralen die elkaar uitsluiten

 

Magmatische gesteenten bestaan meestal uit verschillende mineralen.

Sommige minerale bestanddelen kom je vaak in gesteenten tegen. Veldspaat, kwarts en

biotiet zijn wel de bekendste voorbeelden. Te zamen vormen deze graniet.

Daarnaast heb je ook combinaties van mineralen die je zelden samen aantreft

of in het geheel niet.

 

In een van de oudere drukken van Het Keienboek van P. van der Lijn staat dat

augiet een ‘vijand’ is van kwarts. Blijkbaar sluit de aanwezigheid van het ene

mineraal een andere uit. Inderdaad is het zo dat augiet niet vaak gevonden

wordt in combinatie met kwarts, maar onmogelijk is het geenszins. Mineralen

die elkaar wel uitsluiten zijn bijvoorbeeld kwarts en nefelien en kwarts en olivijn.

Deze twee combinaties komen in de natuur niet voor.


 

 

Kwarts Nefelien_-_Barkevik_Noorwegen
Kwarts, breukvlak. De kleur is licht rookgrijs. Nefelien komt voor als bruinachtige tot grijsbruine kristallen of aggregaten in nefeliensyenieten als lardaliet en foyaiet. Het mineraal vormt zich alleen bij gebrek aan voldoende silica.

 

 
 

Nefelien is een zgn. veldspaatvervanger ofwel een foïd. Het mineraal komt voor

in bepaalde zwerfsteentypen in het Oslogebied, waaronder larvikiet en vooral

lardaliet en foyaiet. Bij het kristalliseren van magma, waarbij veldspaten worden

gevormd, is een bepaald gehalte aan silica (SiO2) noodzakelijk. Als het magma een

tekort heeft aan SiO2, dan ontstaan er naast veldspaten ook foïden ofwel

veldspaatvervangers. Nefelien, leuciet, sodaliet en nog een paar vallen in deze laatste

categorie.

 

 

Indien in gesteenten vrije kwarts aanwezig is, dan betekent dit dat het

oorspronkelijke magma aan SiO2 oververzadigd was. Graniet is hiervan een

goed voorbeeld. Bij syenieten spreek je van een verzadigde uitgangssituatie.

In syeniet zijn alle veldspaten gevormd, maar ontbreekt vrije kwarts. Bij

onderverzadigde magma’s ontstaan in eerste instantie gewoon veldspaten

tot de beschikbare SiO2 verbruikt is. Bij gebrek aan voldoende silica ontstaat

vervolgens nefelien. Nefelien zul je daarom nooit samen met kwarts in gesteenten

aantreffen.


 

 

Siljangraniet_detail_-_Lieveren Syeniet_-_Groningen

Siljangraniet - Zwerfsteen van Lieveren (Dr.).

 

Graniet bevat veel vrije kwarts, in normale gevallen 20% of meer. Vrije kwarts ontstaat alleen indien bij de vorming van de overige mineralen een teveel aan silica bestaat. Het overschot kristalliseerde in het magma tot kwarts. Granieten heten daarom oververzadigde gesteenten.

Syeniet - Zwerfsteen van Groningen.

 

Syeniet bevat geen of ten hoogste 5% kwarts. De hoeveelheid silica in het magma is echter voldoende om alle mineralen te vormen. Men spreekt hier van een verzadigd type gesteente.

Kjelssiet_porfirisch_type_detail_met_kwarts_-_Werpeloh_Dldjpg Larvikiet_nefelienhoudend_-_Werpeloh_Dldjpg

Kjelsåsiet, detail gepolijst oppervlak - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

Larvikieten en syenieten bevatten meestal een heel klein beetje kwarts, zichtbaar aan de kleine kristallen te midden van de veelheid aan veldspaten.

 

 

Larvikiet, nefelienhoudend - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

Larvikiet ten westen van de Zuidnoorse stad Larvik bevat in toenemende mate nefelien, zichtbaar aan de vuilgeel-bruine, enigszins verdiepte vlekjes in het gesteente. Nefelien vormt zich alleen als in het magma een tekort aan silica heerst. Men spreekt dan van onderverzadigde situatie.

 


 

 

Larvikiet of Laurvikiet? Wat is het?
 

 

De Noorse geoloog en petroloog Waldemar Brögger ( 1851–1940)

heeft op het eind van de 19e eeuw in het Oslogebied een groot

aantal gesteentesoorten beschreven en benoemd. Larvikiet was

daar een van. Hij noemde het gesteente eerst laurvikiet, naar de

plaats Laurvik in het centrum van het larvikietgebied. Later, toen

men de plaatsnaam in Larvik veranderde werd laurvikiet omgedoopt

tot larvikiet. Hoewel ‘laurvikiet’ als naam prioriteit heeft, noemt

iedereen het gesteente tegenwoordig gewoon larvikiet.

 

De uitvoerige beschrijvingen van Brögger vonden plaats in een

tijd dat de petrografie in Europa in het teken stond van de

‘Rosenbusch-school’. Tientallen, zo niet honderden gesteenten

kregen in navolging van Rosenbusch een eigen naam. Iedere

afwijking in samenstelling, uiterlijk of in localiteit werd vaak onder

een andere naam beschreven. Brögger was een volger van deze

‘Rosenbusch-school’. De talrijke zwerfsteennamen van gesteenten

uit het Oslogebied zijn in hoofdzaak van zijn hand.

 


 

Terzijde
 


 

Een eminent mineraloog en petrograaf

 

 

Karl Heinrich Ferdinand Rosenbusch (1836-1914), ook wel Harry Rosenbusch

genoemd, was een Duits geoloog, mineraloog en petrograaf. Hij verrichte

baanbrekend werk op het gebied van de petrografie in een tijd waarin de

studie van de optische eigenschappen van mineralen nog in de kinderschoenen

stond. Hij werd in 1873 benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de

petrografie in Straatsburg en was daarnaast gewoon hoogleraar mineralogie

aan de Universiteit van Heidelberg in 1878.



 

 

Rosenbusch_harry_1

 


 

Rosenbusch was een autoriteit op petrografisch gebied. Hij beschreef talloze

gesteenten en introduceerde evenzo talloze nieuwe gesteentenamen. Hij is

vooral bekend geworden door zijn baanbrekend onderzoek in 1877 aan

contactmetamorfe gesteenten rond een granietvoorkomen bij Andlau in de

Franse Vogezen, destijds nog Duits grondgebied.

 

Hij ontwikkelde nieuwe instrumenten en onderzoekstechnieken voor de

microscopische studie aan mineralen en schreef een tweetal standaardwerken:

Die mikroskopische Physiographie der massigen Gesteine (1877) gevolgd

in 1898 door Elementen der Gesteinslehre. Deze werken zijn van groot

belang geweest voor amateurgeologen als P. van der Lijn en consorten. Zij

ontleenden veel kennis aan de werken van Rosenbusch bij hun eerste stappen

in de wereld van de zwerfstenen.



 

 

Larvikiet kent een aantal varianten, die we ook als zwerfsteen

kennen: tönsbergiet en kjelsåsiet. Maar er zijn meer. Ook akeriet

wordt wel beschouwd als een variëteit van larvikiet. Is men in het

Oslogebied larvikietmonsters aan het verzamelen, dan blijkt dat

genoemde varianten naadloos in elkaar over gaan, terwijl lokaal

nog diverse andere kleur- en structuurtypen te vinden zijn. Kortom,

dé larvikiet bestaat niet, er bestaan allerlei ondersoorten die men

allemaal larvikiet mag noemen. In de moderne petrologie doet men

dat ook.


 

 

Kjelssiet_porfirisch_type_-_Werpeloh_DldJPG Tnsbergiet_2_-__Werpeloh_Dldjpg

Kjelsåsiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Tönsbergiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).


 

 

In de zwerfsteenkunde houdt men vast aan de oude namen. Daar is

ook niets op tegen, omdat op deze wijze een aantal verschillende

zwerfsteentypen voor verzamelaars in beeld gebracht wordt. Het

verzamelen van zwerfstenen is nu eenmaal iets anders dan een

wetenschappelijke petrologiestudie. Hier komt bij dat we niet moeten

vergeten dat de zwerfsteenliefhebberij in het begin van de vorige

eeuw is opgekomen. Hobbyliteratuur zoals nu was toen niet

beschikbaar. Voor het opdoen van gesteentekennis was men

aangewezen op wetenschappelijke petrografische werken, waarbij

vooral die van de Duitse petrograaf Rosenbusch hoog scoorden.

 

 

Een aantal van de door Brögger geïntroduceerde gesteentenamen zijn

inmiddels toch verdwenen of vervangen door andere, betere.

Brögger had het namelijk niet altijd bij het rechte eind. Om hiervan

een voorbeeld te geven: Hij beschreef in 1890 in het Oslogebied een

aantal basische gesteenten die wij nu basalt zouden noemen. Hij

gebruikte daarvoor aanvankelijk namen als melafier, diabaasporfieriet

en labradorporfieriet. In zijn latere beschrijvingen noemde hij ze

essexietlava. Pas het onderzoek van de Noor Saether in 1945 maakte

duidelijk dat het om basalten ging. Hiermee had de Duitser Leopold

von Buch het al in het begin van de 18e eeuw bij het rechte eind, toen

hij de gesteenten in het Oslogebied als basalt herkende.


 

 

Oslobasalt_porfirisch_2_-_Erteblle_Den Oslobasalt_-_Werpeloh
Plagioklaasporfierische Oslobasalt - Zwerfsteen van Ertebölle, Limfjord, Denemarken. Augietporfierische Oslobasalt - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

 

 






 

 

 

© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter