De zwerfkei meet ruim 60cm in doorsnede en is een gidsgesteente. Opvallend is ie echter niet. Dit laatste komt wel meer voor, maar als het een zeldzame rapakivivariëteit betreft, wordt het verhaal iets anders. 

 

De ontdekking van deze zwerfkei veroorzaakte enige opwinding, want in tegenstelling tot gewone Alandrapakivi's vind je 'vastelandrapakivi's' niet zo heel erg vaak. Op het eerste gezicht leek het een ietwat afwijkend type. Wel met veel rondachtige blauwgrijze kwartsen, maar verder? Om zeker te zijn is de steen

op een later tijdstip door een rapakivikenner uit Hamburg bekeken.

Zijn mening was hetzelfde.  "Een rapakivigraniet uit het Zuidwestfinse Laitilagebied", waar ik aan toevoeg: een porfieraplietische rapakivigraniet, want zo noem je dit type.

 

 

In Zuidwest-Finland liggen geïsoleerd, op korte afstand van elkaar, een paar voorkomens

van rapakivigesteenten. Het belangrijkste massief is dat van Åland.

De meeste rapakivizwerfstenen die we in het Hondsruggebied tegen komen, zijn afkomstig uit dit gebied. Dit geldt overigens ook voor de rest van Midden- en Noord-Nederland.

Ten zuidoosten van Aland ligt het kleinere rapakivimassief van Kökar. Met beschouwt die voorkomen als een 

satellietmassief van Åland. De rapakivigesteenten daarvandaan zijn makkelijk van die van Åland te

onderscheiden en zijn als zwerfsteen op de Hondsrug ruim vertegenwoordigd.
 

In rood aangegeven herkennen we de grotere voorkomens van rapakivigesteenten in Zuidwest-Finland. Zwerfstenen uit de rapakivimassieven van Aland en Kökar zijn het sterkst in het Hondsruggebied vertegenwoordigd. Die van Vehmaa en Laitila worden veel zeldzamer gevonden. Rapakivigesteenten uit het grote massief van Viborg komen bij ons niet voor. Het gebied lag in de Saale-ijstijd te oostelijk.



 

Typerende rapakivi's uit vier rapakivigebieden in Zuidwest-Finland 

 

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten (Dr.).

Dit gesteente met zijn ringetjes structuur is een typisch voorbeeld van viborgiet, een rapakivigraniet met ronde kaliveldspaatovoïden die omgeven zijn door een dunne mantel van plagioklaas. Rapakivigranieten met veldspaten (ovoïden) die omgeven zijn door een mantel van witverwerende plagioklaas noemt men in de petrografie viborgiet. Alandrapakivi is dus ook een viborgiet, maar is tevens de naam van het gidsgesteente.

Alandgranietporfier - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.).

Rapakivigesteenten tonen een zeer grote variatie in kleur en structuurtypen. De zwerfsteen op de foto is de vulkanische variant (ganggesteente) van rapakivigraniet. 

Porfierische rapakivigraniet van Kökar - Zwerfsteen van Hoogkerk (Gr.).

In het satellietmassief van Kökar komen geen viborgieten voor. Het zijn vooral grootkorrelige porfierische granieten met megakristen van kaliveldspaat (lichtoranje) en doorgaans veel kwarts (grijs), die in het gesteente de dienst uitmaken. De andere veldspaatsoort, plagioklaas, vormt hier bruine kristallen.

Finse granietporfier - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.).

De overgang van porfierische graniet naar granietporfier verloopt gradueel. Het verschil zit hem in de korreling van de grondmassa. Is deze erg fijn, dan noemt men het gesteente granietporfier. Is de korreling normaalgranietisch, dan is de steen een porfierische graniet. Finse granietporfier is erg variabel in kleur en structuur, maar bezit in vrijwel alle gevallen in verhouding erg grote, vaak rechthoekige eerstelingkristallen van kaliveldspaat.

Pyterlietische viborgiet van Vehmaa - Zwerfsteen van Hubertsberg, Oostzee (Dld.).

Het hoofdtype in het rapakivimassief van Vehmaa is een fraaie bruinachtige grootkorrelige rapakivigraniet, met grote ronde kaliveldspaateerstelingen (ovoïden), die veelal een mantel van plagioklaas missen.

Gelijkkorrelige rapakivigraniet (Vehmaagraniet) - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

In deze door verwering enigszins gebleekte rapakivigraniet hebben de mineraalkorrels min of meer dezelfde grootte. Het is wel zo dat die van veldspaat meestal iets groter zijn dan die van kwarts. Dit gesteente wordt in Zuidwest-Finland bij Uhlu geëxploiteerd en onder de naam 'Balmoral Red' in de natuursteenhandel verhandeld.

Pyterlietische viborgiet van Laitila - Zwerfsteen van Haddorf (Dld.). Het onderscheid tussen de hoofdtypen rapakivigraniet in de deelmassieven van Vehmaa en Laitila is niet erg groot. In tegenstelling tot die van Vehmaa bezitten de ovoïden van laitilarapakivi vaker een (dunne) mantel van plagioklaas.

Porfierische rapakivigraniet van Laitila - Ellertshaar (Dr.). Lijkt veel op Finse granietporfier of porfiergraniet, maar verschilt van deze door de aanwezigheid van talrijke hoekige, vuil olijfgroene plagioklazen.

 


 

Op korte afstand, noordoostelijk van Aland, heb je op het naburige Finse vasteland nog twee andere rapakivivoorkomens. Het zijn die van Vehmaa en Laitila. De gesteenten uit beide gebieden komen onderling

veel met elkaar overeen, maar verschillen doorgaans flink van die

van Åland en Kökar. Vermoedelijk vormen beide voorkomens op het Finse vasteland één geheel, maar zijn ze door een smalle zone met gesteenten van het Precambrische grondgebergte van elkaar gescheiden zijn. Finse geologen vatten beide massieven samen onder de naam Nystadmassief.

 

 

Zwerfstenen uit het Vehmaagebied zijn in Oost-Drenthe weliswaar

zeldzaam, maar in de loop van de jaren zijn er toch enige tientallen gevonden.

Zwerfstenen uit het noordelijker gelegen Laitilagebied zijn zeldzamer. Weliswaar zijn uit dit gebied op de Hondsrug ook verschillende zwerfstenen gevonden, maar minder dan die van Vehmaa.

 

 
 

 

Witte_Laitilarapakivi_type_Karjalankyla_-_Emmerschans Witte_Laitilarapakivi_detail_met_ovoden

Witte Laitilarapakivi, type Karjalankyla - Zwerfsteen van Zuidbarge (Dr.).

Het gesteente toont een opvallende porfierische structuur door de aanwezigheid van hoekige, afgerond hoekige en ronde eerstelingkristallen van kaliveldspaat. Een mantel van plagioklaas ontbreekt. De grondmassa is normaalgranietisch van korreling en samenstelling. 

Witte laitilarapakivi, detail met kaliveldspaat ovoïden.

De ronde ovoïden tonen dikwijls een concentrische bouw doordat talloze kleine insluitseltjes ringvormig gerangschikt zijn. Deze duiden op even zovele fasen aan van magmatische resorptie en hernieuwde aangroei. Blijkbaar kristalliseerden allerlei kleine mineralen als hoornblende, biotiet en kwarts op het oppervlak, nadathet resorptieproces van de ovoïde was gestopt. 

Witte_laitilarapakivi_met_autoliet_-_Emmerschans Witte_Laitilarapakivi_met_ovode

Witte laitilarapakivi, detail met autoliet en ovoïden.

In magmatische gesteenten zoals graniet komen regelmatig grote en kleinere gesteentefragmenten (xenolieten) voor. Ze onderscheiden zich van de omgevende graniet door een afwijkende samenstelling en kleur. Vaak betreft het fragmenten nevengesteente, ook wel dakgesteente genoemd, die door het granietmagma losgesmolten zijn en in de nog vloeibare gesteentrebrei werden opgenomen. In rapakivi's komen ook xenolieten voor, maar vaak betreft het hier zgn. autolieten. Deze ontstonden in hetzelfde magma als waaruit het omringende gesteente is gekristalliseerd. Ook is de samenstelling vaak hetzelfde, alleen verschilt de structuur heel duidelijk. De grijze autoliet is identiek aan de rapakivivariëteit die als Ytograniet(porfier) bekend staat.

 

Witte Laitilarapakivi, detail met insluitselrijke ovoïde.

De grote ovoïde in de autoliet hiernaast laat zien dat deze enkele malen deels is opgesmolten (geresorbeerd), waarna op het oppervlak aangroei plaats vond van talrijke kleine kristallen van donkere mineralen. Vervolgens vond hergroei plaats met een nieuwe schil van kaliveldspaat. Dit proces is in deze ovoïde driemaal opgetreden.

 


 

De ongetwijfeld allermooiste Laitilarapakivi tot dusver is een aantal jaren geleden opgegraven

bij Zuidbarge, zuidelijk van Emmen. Het is een zgn. witte rapakivi met

prachtige ronde veldspaateerstelingen (ovoïden), waarvan de grootste een doorsnede hebben van

ca. 8cm. De zwerfkei was ongeveer een meter groot en lag toen hij werd ontdekt al een tijdlang samen met een aantal andere als wegmarkering in de grote zandgroeve De Boer in Emmerschans. In eerste instantie dachten de ontdekkers dat de steen een kogelgraniet zou zijn vanwege een aantal opvallende rondachtige structuren aan de buitenzijde van de steen. Op zich was deze gedachte niet vreemd, want de ronde vlekken in de steen zijn ruimtelijk gezien inderdaad kogelvormige eerstelingen van veldspaat. Alleen, qua structuur wijken deze veldspaatkogels erg af van die welke in kogelgranieten worden aangetroffen.



 

Op basis van zijn vermeende zeldzaamheid als 'kogelgraniet' is de zwerfkei door

een natuursteenhandel in Emmen in plakken gezaagd. Na het zagen bleek het om een bijzonder mooie, grootkorrelige Laitilarapakivi te gaan en ook om welk type precies, nl. dat van Karjalankyla in Zuidwest-Finland. Gesteentemonsters uit dit gebied komen treffend overeen met het type in de zwerfsteen, zij het dat de monsters een heel lichte rose kleurzweem bezitten. Deze is in de zwerfsteen niet aanwezig. Het ontbreken ervan zou het gevolg kunnen zijn van verwering. Op het zaagvlak kwam in alle duidelijkheid de rapakivistructuur te voorschijn met talloze grote ronde veldspaatovoïden, te midden van een grofkorrelige granietische grondmassa. Voor zover bekend is dit de eerste Laitilarapakivi die als zodanig in ons land herkend is en waarvan de exacte

herkomst ook bekend is. Een echt gidsgesteente dus.
 

Viborgiet (rapakivi) - Zwerfsteen van Lahti, Finland.

Strikt genomen zijn Viborgieten kogelgranieten. De samenstelling van het gesteente is die van graniet. De ronde, wit omrande ovoïden op de foto zijn ruimtelijk gezien (eivormige) kogels van veldspaat. Kogelgraniet zou je dus zeggen. Toch worden viborgieten niet als kogelgesteente ofwel als orbiculiet beschouwd.

Kogelgraniet - Zwerfsteen van Nieuw-Schoonebeek (Dr.).

Kogelgesteenten ofwel orbiculieten komen over de hele wereld voor, maar zijn door de zeer kleine voorkomens toch zeldzaam. Het gesteente bestaat uit kleine en grotere, concentrisch-schalig gebouwde orbiculen. Dit laatste komt bij rapakivi's in deze vorm niet voor. Opvallend aanwezig zijn deze kogelgesteenten in Zuidwest-Finland, en wel in verschillende samenstellingen. De meeste voorkomens zijn niet groter dan enige tientallen meters. De kans op het vinden van een zwerfsteen is dan ook bijzonder klein.

 


 

Een tweede, minstens zo grote en eveneens witte Laitilarapakivi werd opgemerkt in een van beide hunebedden bij de kerk van Rolde. Dit exemplaar werd opgemerkt bij een inventarisatie van de hunebedstenen daar. De kei is jammer genoeg

nagenoeg onherkenbaar door aangroei van korstmossen en mossen. Op de plaats waar de steen een opstap vormt om het hunebed te beklimmen was voldoende van de gesteentestructuur te zien om dit grote zwerfblok als een witte laitilarapakivi te herkennen.

Ondanks enthousiaste uitroepen maakt de steen nog steeds deel uit van het hunebed. Gelukkig maar. Jammer is dat van deze zeer zeldzame zwerfsteen vrijwel niets te zien is. Een voorstel tot schoonmaken klonk bijna als vloeken in de kerk.... Dit brengt mij tot onderstaande overpeinzing:



Terug

 

Terzijde

Sommige mensen reageren als door wespen gestoken op suggesties om de vuil-smoezelige keien van onze hunebedden deels schoon te maken. Het waarom daarvan is niet eenvoudig te begrijpen. Toen deze grafmonumenten zo'n 5000 jaar geleden opgericht werden, waren ze voor een belangrijk deel samengesteld uit granieten en dito gneizen. De aanblik van het hunebed zal destijds kleurig en structuurvol zijn geweest. Inventarisatie van een aantal hunebedden heeft aannemelijk gemaakt dat hunebedbouwers bij het verzamelen van grote zwerfblokken niet lukraak te werk gingen, maar dat men de keien voor het grafmonument niet alleen geselcteerd heeft op vorm en grootte, maar wellicht ook op kleur. Veel hunebedkeien hebben namelijk een roodachtige kleur. Het heeft er alle schijn van dat de rode kleur destijds een culturele betekenis had.



 

Van kleuren en soms prachtige structuren in de grote keien is vandaag de dag niets (meer) te zien. Vrijwel zonder uitzondering hebben hunebedkeien dezelfde grauwe onaantrekkelijke tint, die weliswaar wel hun identiteit als zwerfkei niet verdoezelt, maar ons wel het zicht ontneemt op steensoort, kleur en structuur. De vuile grauwsluier is het grotendeels het gevolg van begroeiing door korstmos en aanhechtend vuil. Bijzonder is de aanwezigheid van bepaalde bladmossen op sommige stenen. Sommige van deze mossen zijn uiterst zeldzaam in Nederland en groeien uitsluitend op (hunebed)keien. Begrijpelijk dat deze aandacht en bescherming krijgen.



 

De begroeiing op de stenen mag in de ogen van velen van grote betekenis zijn, er is m.i. niets op tegen om hunebedkeien iets meer van zichzelf te laten zien, en wel zo dat hun oorspronkelijke kleur en structuur weer te voorschijn komt. Het verwijderen van graffity op een zwerfkei van het grote hunebed bij Havelte, liet zien hoe mooi en imponerend een hunebed zou kunnen zijn als een aantal keien dezelfde behandeling zou krijgen. De kleurige, schone aanblik van deze kei trok direct de aandacht. Bovendien kon nu ook vastgesteld worden welke steensoort het was, hoe de kleur was toen men de kei destijds vond en zelfs uit welk deel van Scandinavië hij afkomstig is. Vanuit het gezichtspunt van promotie en bewustwording gaat m.i. meer uit van een aantal deels schoongemaakte keien, dan van de hoop slordig gestapelde grauwe keien, die deze megalieten nu vormen. Enig respect voor deze duizenden jaren oude grafmonumenten is nu meestal ver te zoeken. Het is immers niet meer dan een hoop onaanzienlijke stenen in het landschap? Vroeger dacht men dat hunebedden steenhopen waren waar reuzen een aardig spelletje mee speelden, dezelfde steenhopen zijn vandaag de dag klauterplaatsen voor de jeugd of waar je onder kunt schuilen als het regent. Zelfs voor barbequen zijn ze geschikt. 



 

Het deels schoonspuiten van hunebedstenen zou deze megalietische monumenten geen kwaad doen, letterlijk en figuurlijk. Immers, niet de hele steen hoeft vrijgemaakt worden van vuil en korstmos. Bij sommige keien zou dit ook niet wenselijk zijn. Wel sla je zo twee vliegen in een klap, de publieksaandacht voor hunebedden en hun bouwstenen zou er zeer waarschijnlijk sterk door toenemen. Bovendien fungeren de schoongemaakte stenen als stille herkenbare symbolen voor een tijd die lang achter ons ligt, een tijd waarin het klimaat bar en boos was, zelfs zo dat hier een grote massa Scandinavisch gletsjerijs lag.



 

Dat wij het toelaten dat deze steentijdgraven gebruikt worden als klim- en klauterplaatsen voor jeugd en jammer genoeg ook voor volwassenen, geeft blijk van een schrijnend gebrek aan respect voor deze oude grafmonumenten die wellicht gebouwd zijn door onze voorouders. Dit wordt in de hand gewerkt door het schijnbaar achteloze voorkomen in het landschap, waar nog bij komt dat je amper kunt zien dat het om kleurige en vaak interessante rotsblokken gaat. Het wijst bovendien op tunnelvisie bij sommige beleidsmakers, alsof de veel geprezen steenmossen wel terug hebben van voortdurende betreding, het stoken van vuurtjes, graffitty e.d., maar ten onder gaan als een deel van de stenen zou worden schoongemaakt. Als we zo begaan zijn met deze typische mosbegroeiingen, dan zijn er opzij van onze hunebedden nog mogelijkheden te over om op allerlei plaatsen in het landschap een groot aantal geschikte groeimilieu's voor deze kwetsbare en zeldzame mossoorten te creëren. Het liefst met lokaal gevonden en geselecteerde zwerfstenen.

 

 


 

 

 

Laitilarapakivi_1a Laitilarapakivi_4a

Porfieraplietische Laitilarapakivi uit de Keientuin van Borger (Dr.).

Zo worden rapakivi-variëteiten genoemd die een fijnkorrelige, aplietische grondmassa van veldspaat en kwarts bezitten met verspreid daarin ruim 1 cm grote ronde of hoekige, al dan niet plagioklaasomrande eerstelingen van kaliveldspaat. De kaliveldspaateerstelingen zijn meestal iets dieper van kleur dan de grondmassa, maar vallen weinig op.

Detail van het oppervlak van de porfieraplietische Laitilarapakivi uit de keientuin van Borger (Dr.) met veel blauwachtige kwarts.

Deze kwartsen danken hun ronde vorm aan magmatische resorptie. In aanleg waren het fraaie dihexaedrische kristallen, dubbelpiramiden dus. De kwartsen zijn door samenstellings- en temperatuurveranderingen van het magma als gevolg van kristallisatieprocessen deels opgesmolten en daardoor afgerond. Vaak toont het oppervlak van de kwartsen allerlei inbochtingen en zelfs smalle kanaaltjes die met veldspaat gevuld zijn. Het mooist zien we dit bij alandkwartsporfier.

 


 

De grote zwerfkei uit de keientuin in Borger

is het derde bekende exemplaar van laitilarapakivi dat uit dit noordelijk gelegen rapakivigebied

afkomstig is. De steen is lichtkleurige graniet, geelachtig grijs met een

lichtrose kleurzweem. Opvallend is de rijkdom aan tot 5mm grote,

blauwachtig grijze, ronde kwartsen. Zij geven de steen, vooral in vochtige toestand, een opvallend gespikkeld

aanzien. De bleke kleur, die deels ook door verwering is veroorzaakt, maakt

dat het zwakporfierische karakter niet opvalt. Verspreid in het gesteente

komen tot 1,5cm grote kaliveldspaateerstelingen voor. Zij steken door

hun zeer lichte rose/geeloranje kleur nauwelijks tegen de grondmassa af.
 

Laitilarapakivi_6

De kwartsen van de eerste generatie zijn rondachtig en blauwachtig grijs, die van de tweede zijn veel kleiner en licht rookgrijs. Eerstelingen van kaliveldspaat zijn door hun iets rodere kleur in het gesteente zichtbaar, zoals midden onder op de foto. De blauwe kwartsen zijn geresorbeerd, reden waarom ze kleine witachtige insluitsels bevatten van veldspaat. 

 


 

 

De blauwgrijze kwartsen zijn onregelmatig rondachtig van vorm. Zij

vormen de eerste generatie kwartsen (eerstelingkristallen) in het gesteente. Rapakivigranieten bezitten op zijn minst twee generaties kwarts; een in de vorm van relatief grote eerstelingkristallen met daarnaast een tweede generatie kwartsen in de grondmassa. Deze laatste zijn veel kleiner, onregelmatig van vorm en licht bruingrijs of glashelder van kleur. Samen met kaliveldspaat

vormen beide mineraalsoorten een fijnkorrelige, aplietische grondmassa in het gesteente. Donkere

mineralen zijn aanwezig in de vorm van biotiet. Dit mineraal vormt verspreide,

onduidelijk begrensde, kleine of iets grotere aggregaten. Plagioklaas is weinig aanwezig.



 

Deze zwerfsteen met opvallend veel blauwgrijze kwartseerstelingen, vergezeld van enkele verspreide, tot 1,5 cm grote, hoogrose gekleurde kaliveldspaten bestempelt deze laitilarapakivi tot een zogenoemde porfierapliet. Porfieraplieten komen onder rapakivi's veel voor. Je hebt ze ook onder zwerfstenen in allerlei kleuren en structuren. Een van de bekendste porfieraplieten onder onze zwerfsteenrapakivi's is prickgraniet. Het beeld blijft in vrijwel alle gevallen hetzelfde: zwerfstenen met een fijnkorrelige, soms suikerkorrelige grondmassa van kaliveldspaat en kwarts met daarin een wisselend aantal grotere eerstelingkristallen van kwarts en kaliveldspaat, soms vergezeld van enkele grotere plagioklazen.

 

Prickgraniet (porfieraplietische rapakivigraniet) - Zwerfsteen van Neuenkirchen (Dld.).

Denken we in dit gesteente de donkere biotietvlekjes en de hier en daar aanwezige kwarts- en veldspaateerstelingen weg, dan houden we apliet over. Dit is een uitermate kwarts en kaliveldspaatrijke massa bestaande uit kleine, suikerkorrelige kristalletjes. Het porfierisch karakter wordt veroorzaakt door de eerstelingen.

Prickgraniet (porfieraplietische rapakivigraniet) - Zwerfsteen van Neuenkirchen (Dld.).

In veel porfieraplieten komenhier en daar kleine of grotere plagioklaasomrande ovoïden voor. Heel vaak zijn de kaliveldspaatkernen doorspekt met kleine donkere insluitseltjes van hoornblende, biotiet en kwarts.


 

 

 Zoals bekend vormen rapakivigesteenten een zeer variabele groep verwante

gesteenten. In elk massief komen ze in grote variatie naast elkaar voor. In de meeste massieven treft men vergelijkbare typen aan. Dit maakt het boeiend en tegelijk spannend om te ontdekken welke soorten en typen als zwerfsteen in een bepaald gebied voorkomen. 



Terug

 

 

 

 
 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter