Rapakivi's zijn interessante gesteenten. Allereerst hun wijze van ontstaan. Die wijkt nogal af van veel andere granietgesteenten. In de tweede plaats is hun korreling en daarmee hun uiterlijk bijzonder. Rapakivi's vormen in dit opzicht een zeer gevarieerde familie van granietachtige gesteenten, die als zwerfsteen in Midden- en Noord-Nederland niet moeilijk te vinden zijn.
Rapakivi’s zijn volkristallijne granietische gesteenten, die hun oorsprong vinden in de onderste delen van de aardkorst. Veruit de meeste voorkomens op aarde zijn van Precambrische ouderdom. Op het Baltisch schild in Scandinavië komen ze in verhouding veel voor. Rapakivi's hebben na hun ontstaan geen veranderingen
meer ondergaan. Gebergtevorming en daarmee metamorfose zijn aan hen voorbijgegaan. Rapakivi's zien er daarom ‘fris’ uit. Met fris wordt bedoeld dat de minerale bestanddelen nog zijn zoals deze destijds uit magma zijn gekristalliseerd en ook dat de kristallen goed van elkaar te onderscheiden zijn.
Een andere bijzonderheid is dat kwarts en veldspaat minstens twee verschillende
generaties kristallen vormen, grote en kleine. Dit maakt het, meer nog dan bij andere zwerfsteensoorten,
betrekkelijk gemakkelijk om in rapakivi's de verschillende verschijningsvormen van de meest
voorkomende mineralen te leren herkennen.
Wat bij het zoeken na een tijdje opvalt is de grote verscheidenheid onder rapakivi's. Geen twee zwerfstenen zijn gelijk. Vooral rapakivi’s uit het Alandgebied staan hier om bekend. Bij ons zijn
deze als zwerfsteen ook het meest te vinden.
Al lange tijd is onder verzamelaars bekend
dat onder zwerfsteenrapakivi's een aantal goed
herkenbare gidsgesteenten schuilen. Finse granietporfier is hier
een van.
Finse granietporfier is niet alleen vrij gemakkelijk te herkennen, het
is vooral ook een mooi gesteente met duidelijke kristallen en
korrelbegrenzingen. Kortom, het is een gesteente dat de kenmerken van
zijn groep op een bijzonder fraaie en duidelijke manier laat zien.
Zwerfstenen van Finse granietporfier zijn vaak al van een afstand
te herkennen.
Als granietporfier en ook als zwerfsteen staat dit ‘Finse’ type
niet alleen. Binnen de rapakivifamilie zijn in Noord-Nederland twee soorten
granietporfieren vrij algemeen te vinden. Dit zijn Aland granietporfier en Finse granietporfier.
Het eerste porfiertype is meest bruinrood van kleur. Het bezit een duidelijke porfierische structuur met talrijke grote
en kleinere eerstelingen van kwarts en veldspaat.
Finse granietporfier daarentegen is anders van uiterlijk en wel zodanig dat verwisseling niet mogelijk is. De toevoeging 'Finse' suggereert een herkomst uit een van de rapakivigebieden op het vasteland van Finland,
Voorkomens van Finse granietporfier zijn in het Alandgebied niet bekend.
Hierbij moet wel worden aangetekend dat een groot deel van het
rapakivigebied van Aland door zeewater bedekt is en dus niet
toegankelijk is voor bemonstering en vergelijking.
Met Finse granietporfier vergelijkbare porfieren komen voor in het
rapakivimassief van Nystad in het zuidwesten van
Finland. Dit rapakivigebied bestaat uit twee ogenschijnlijk afzonderlijke deelgebieden, dat van
Vehmaa in het zuiden en het noordelijk daarvan gelegen Laitila. Op een aantal plaatsen in dit gebied komen
granietporfieren voor die overeenkomsten vertonen met
Finse granietporfier. Toch zijn de verschillen bij nadere beschouwing zodanig
dat een herkomst daarvandaan niet waarschijnlijk is.
Bovendien zouden andere rapakivitypen uit het Vehmaa- en Laitilagebied,
bij ons als zwerfsteen ook veel talrijker moeten zijn. Dit is niet het geval.
Een herkomst uit een onder water liggend gebied binnen het
Alandmassief is evenmin waarschijnlijk. Op de
stranden van de eilanden in de Aland-archipel zouden in dat geval zwerfstenen van
Finse granietporfier te vinden moeten zijn. Dit is niet zo. Hier komt nog bij dat de
variatie onder Finse granietporfieren erg groot is. Een herkomst uit het Alandgebied zou inhouden dat het gesteente op veel plaatsen kleine voorkomens zou moeten vormen, waar lokaal zeker zwerfstenen van te vinden zouden moeten zijn. Dit is zoals gezegd niet het geval. Ze ontbreken geheel.
Het rapakivigebied van Kökar
In de noordelijke Oostzee, zuidoostelijk van Aland, ligt het
kleine rapakivimassief van Kökar. Nog meer dan Aland
is dit gebied door zeewater bedekt. Verspreid in
deze weidse waterwereld steken hier en daar een paar kale rotseilanden en dito bulten
boven water uit. Alleen op deze kleine locaties is het mogelijk rapakivigesteenten
te bemonsteren. Op de eilandjes blijken voornamelijk
roodachtige, grootkorrelige porfierische biotietgranieten voor te komen, weliswaar
in een aantal variëteiten, maar ieder voor zich heel goed herkenbaar. Verder
komt ook de bekende Prickgraniet met zijn zwarte vlekes van biotiet voor, met op de noordkant van het kleine eiland
Norrharu zelfs een grootkorrelige Viborgiet met tot 6cm grote
plagioklaasommantelde ovoiden. Op de Hondsrug zijn hier
zwerfstenen van gevonden.
Midden in het Kökargebied zijn op het kleine, volkomen kale rotseiland Andör gesteentemonsters verzameld van een rapakivi-type dat vrijwel identiek is aan Finsegranietporfier. Het
gesteente komt daar voor als ganggesteente in een grootkorrelige porfierische
biotietrapakivi. Het gesteente is warm-oranje van kleur met grote,
tabletvormige eerstelingkristallen van kaliveldspaat. Deze liggen ingebed in een grondmassa die
weliswaar iets grover is dan bij veel zwerfstenen van
Finse granietporfier, maar desondanks zijn de overeenkomsten overtuigend.
Gezien de talrijke zwerfstenen van Finse granietporfier in
het Hondsruggebied, is het niet gewaagd om te veronderstellen
dat de meerderheid afkomstig is uit het rapakivigebied van
Kökar. Andere zwerfsteenrapakivi's uit het Kökargebied komen op de
Hondsrug eveneens veel voor. Een deel van de variabele groep
prickgranieten zal ook uit het Kökarmassief afkomstig zijn. Hetzelfde geldt voor grootkorrelige pyterliet. Echter, het
meest in het oog springend zijn talrijke zwerfstenen van de
hierboven genoemde roodachtige, porfierische biotietgraniet, met
zijn centimeters grote, rechthoekige eerstelingkristallen van kaliveldspaat. Deze fraaie
rapakivigraniet staat bekend als Kökarrapakivi.
Een andere aanwijzing dat het rapakivigebied van Kökar de bron is van zwerfstenen van Finse granietporfier was de vondst van een groot zwerfblok van dit gesteente, dat een overgang laat zien naar porfierische
Kökarrapakivi. De ca. 50cm grote zwerfkei is voor het grootste gedeelte
ontwikkeld als granietporfier. Eén zijde van de kei vormt een contactvlak met een grootkorrelig type Kökarrapakivi.
Tussen granietporfier en Kökarrapkivi is een smalle aplietische overgangszone aanwezig.
Dat Finse granietporfier lid is van de rapakivifamilie, leidt geen twijfel.
Hoewel de afstand tot de bekende Alandrapakivi in visueel opzicht
groot is, komen allerlei mineralogische kenmerken ook voor in Finse granietporfier. We hoeven in dit verband maar te denken aan de
grote, idiomorfe, rondachtige kwartsen, roodachtige plagioklaas
en het voorkomen zo nu en dan van grote veldspaatovoïden, soms
met een onduidelijke plagioklaasmantel.Opvallend bij de meerderheid
van de Finse granietporfieren is de overwegend lichte kleur van het
gesteente. Geelrose, geeloranje, oranje, geelbruine, grijze tot
grijsrode typen komen het meest voor.
Het porfierische karakter van Finse granietporfier springt direct
in het oog door grote, meest rechthoekige eerstelingen van
kaliveldspaat. Ze zijn vaak tabletvormig en liggen verspreid in een
met het blote oog nog net onderscheidbare, granietische grondmassa. Daarnaast komen
ook ronde kaliveldspaten voor, beide veldspaatvormen vaak in dezelfde
steen. Op het breukvlak glanzen de splijtvlakken van de kaliveldspaten
sterk. Deze zijn veelal ontwikkeld als Karlsbader tweeling.
Hierbij spiegelt afwisselend de ene helft van het kristal of de andere.
Opmerkelijk is ook het verschil in grootte tussen eerstelingen en
grondmassa. Dit is misschien wel het meest in het oog springende kenmerk. De eerstelingen van veldspaat bereiken een grootte tot
wel 8cm, terwijl de korreling van de grondmassa pas onder de
loep goed te ontwaren is. De kleur van de veldspaten is erg wisselend
maar voegt zich doorgaans naar de totaalkleur van het gesteente.
De fijnkorrelige grondmassa is in het algemeen bepalend voor het
uiterlijk en de kleur van de steen. Soms zijn de grote kaliveldspaten
intensiever gekleurd, soms ook iets lichter dan die van de grondmassa.
Naast eerstelingen van kaliveldspaat zijn ook vrije plagioklazen
aanwezig. Meestal zijn deze geringer in aantal en sowieso kleiner
dan de kaliveldspaten. Veelal zijn ze hoekig idiomorf, troebel geel-wit,
groenachtig of zelfs dieprood tot violet-rood van kleur. In beide laatste
gevallen zijn de plagioklazen donkerder dan de kaliveldspaten, iets
dat doorgaans net andersom is. De rode tint wordt veroorzaakt
door geringe verontreinigingen van hematiet, een ijzermineraal, dat
in zeer kleine hoeveelheden sterk roodkleurend werkt.
Het aantal veldspaateerstelingen wisselt sterk, zowel bij de
kaliveldspaten als bij de plagioklazen. In sommige zwerfstenen zijn
de eerstelingen zeer verspreid en weinig in getal, in andere gevallen
zijn ze zo talrijk, dat de grondmassa naar de achtergrond wordt
gedrukt. Ook onderling zijn de getalsverhoudingen wisselend.
Eerstelingen van kwarts komen verspreid in het gesteente voor. De
aantallen en ook de grootte ervan variëert. Doorgaans zijn de
kwartsen 0,5 tot 1,5cm groot, meest rookgrijs tot bijna zwart van
kleur. In sommige zwerfstenen zijn de grotere kwartsen prachtig egaal
hemelsblauw van kleur, in andere duidelijk gezoneerd. Rond een
blauwe kern is een rand van rookkleurige kwarts aanwezig, soms
gevolgd door weer een blauwe rand.
Zwarte mineralen als biotiet en hoornblende vormen tot 1cm grote
onregelmatige vlekken in het gesteente. Zij zijn er de oorzaak van
dat de buitenzijde van Finse granietporfieren dikwijls een gevlekt
uiterlijk bezit.
Kortom, Finse granietporfier is een makkelijk herkenbaar gidsgesteente,
dat in het Hondsruggebied vrij veel voorkomt, met als belangrijkste
kenmerk een opvallende porfierische structuur, een overwegend lichte kleur en een groot verschil in korrelgrootte
tussen grondmassa en eerstelingen.