Helleflint is een hard, splinterig brekend gesteente dat in eigenschappen enigszins overeen komt met vuursteen. Helleflint is een kristallijn metamorf gesteente, dat uit silicarijke vulkanieten is ontstaan. De naam 'helleflint' is afkomstig van het Zweedse 'hälleflinta', dat rotsvuursteen betekent. Zwerfstenen van helleflint zijn in de steentijd wel gebruikt om er vuistbijlen van te maken. In Drenthe en in Overijssel zijn daar voorbeelden van gevonden.
Bij het aanslaan van helleflint met een hamer ontstaan scherpe splinters. Het gesteente
toont vaak schelpvormige breukvlakken. Sommige hamerslagen
veroorzaken zelfs op vuursteen gelijkende slagkegels. Zeer dichte
helleflinten laten zich als vuursteen bewerken. In tegenstelling tot echte vuursteen, die als knolvormige concreties
in Krijtgesteenten voorkomt, vormt helleflint in samenhang met
leptiet massieve rotspartijen. Het zijn gemetamorfoseerde igmimbrieten, tuffen e.d., vulkanische gesteenten, die rijk zijn aan silica. Helleflinten komen in Midden- en Zuid-Zweden veel
voor. De meeste van onze zwerfstenen komen ook daar vandaan, met als zwaartepunt Zuid-Zweden. Dit is ook waarom de meeste zwerfstenen van helleflint voorkomen in keileem met een Westbaltische zwerfsteensamenstelling.
De breukvlakken van helleflint zijn matglanzend en tonen soms
een structuur die aan zeer fijne borstplaat doet denken. De gesteenten
zijn door regionale metamorfose uit kiezelzuurrijke vulkanieten,
zoals porfieren (rhyolieten), tuffen e.d. ontstaan. Heel vaak is de
oorspronkelijke aard van het uitgangsgesteente nog goed te
herkennen, vooral als die een porfierstructuur had. Afgezien van
vlakken met zeer fijnschubbige glimmer (sericiet) ontbreken
in helleflint typische metamorfe mineralen. Hierdoor is niet duidelijk welke
graad van metamorfose helleflinten hebben ondergaan. In
Midden-Zweden (West-Bergslagen) komt helleflint voor samen
met de nauw verwante leptiet. Daarin zijn talloze sedimentatie
structuren als relict aanwezig. Dat wijst op een betrekkelijk
zwakke vorm van metamorfose.
Hoewel namen als helleflint en leptiet sinds 2005 niet langer de
voorkeur verdienen en vervangen zouden moeten worden door
hoornrots, blijft men deze namen in Scandinavië en ook in de
zwerfsteenkunde hanteren. Daar is eigenlijk ook niets op tegen.
Het gebruik ervan levert geen misverstanden op. Dit dreigt wel
met een naam als hoornrots.
Helleflinten bestaan voornamelijk uit kwarts en kaliveldspaat en
zijn zeer variabel in kleur en structuur. Naast volkomen dichte,
structuurloze typen zijn er gebande, streperige en porfirische
helleflinten. Plooingsverschijnselen komen regelmatig voor,
vooral in detail leveren die een fraai beeld op.
Veel zwerfstenen van helleflint zijn porfierisch met kleine pitjes
van kwarts en kaliveldspaat, doorgaans met een parallelstructuur.
Sommige helleflinten lijken sterk op ignimbrieten. Sterker nog, ze
zijn macroscopisch soms erg moeilijk van deze te onderscheiden.
Helleflinten zullen niet zelden uit ignimbrieten zijn ontstaan.
Hoewel als zwerfsteen wat zeldzamer, zijn gestreepte helleflinten
makkelijk herkenbaar. De strepen doen denken aan een metamorfe
gerichtheid van de minerale bestanddelen. De strepen en banden
zijn vaak verschillend gekleurd.
Opmerkelijk is dat zwerfstenen van helleflint weinig afgerond zijn.
Aan de stenen is vaak de oorspronkelijke vorm van het afgesprongen
stuk rots herkenbaar. Ook de verweringslaag is zeer dun. Als
gidsgesteente is helleflint ongeschikt. Het enige type dat nog enige
aanspraak zou kunnen maken op die status is de Streperige helleflint
van Dannemora.
Leptiet
Nauw verwant aan helleflint is leptiet. In Zweden komen beide
gesteenten naast elkaar voor. Leptieten zijn minder dicht dan helleflint.
Ze tonen net als helleflinten een heel scala aan kleuren en structuren.
De meeste leptieten zijn lichtgrijs, geelachtig grijs, lichtgroen tot
roodachtig. Soms zijn in leptieten oorspronkelijke sedimentstructuren
nog vaag als relictstructuur zichtbaar. Leptieten zijn het makkelijkst
herkenbaar als heel fijnkorrelige gneizen.
Leptieten zijn net als helleflinten door regionale metamorfose uit zure
vulkanieten ontstaan. Daarnaast zijn er typen die graniet als oorsprong
hebben. Aan zwerfstenen valt dit echter niet op te maken. Leptieten
gaan bij toename van korrelgrootte onmerkbaar over in gneis.
Hieronder volgen een aantal foto's van helleflinten