Onder dieptegesteenten onderscheidt men een flink aantal verschillende soorten. Al deze gesteenten zijn door het vastworden ofwel kristalliseren van magma ontstaan, vaak op kilometers diepte onder het aardoppervlak. Dieptegesteenten onderscheiden zich van elkaar door hun mineralogische samenstelling. De bekende reeks graniet - syeniet - dioriet - gabbro is bij de meeste verzamelaars wel bekend. Deze gesteentesoorten zijn onder zwerfstenen ook goed vertegenwoordigd.
Dieptegesteenten gaan in het algemeen geleidelijk
in elkaar over. Verwacht zou mogen worden dat een logische volgorde
die van graniet naar syeniet zou zijn en zo verder naar dioriet en
gabbro. Dat is echter niet het geval. Graniet gaat over in dioriet, maar
wel via een tussenstap. En syeniet? Dat gesteente vormt eigenlijk een
buitenbeentje; bijzonder, zeer zeker, maar niet thuishorend tussen
graniet en dioriet. En gabbro? Dit gesteente verschilt in samenstelling
en oorsprong zo sterk van graniet dat beide gesteenten maar zelden
aan elkaar geassocieerd zijn.
Het gesteente dat de overgang vormt van een normale graniet naar
dioriet is granodioriet. In de naam komt de tussenpositie al tot
uitdrukking. In samenstelling is granodioriet weliswaar een echte graniet,
maar de verhouding tussen de veldspaten is anders. Waar in normale
biotietgranieten kaliveldspaat overheerst, is dat in granodiorieten
verschoven naar plagioklaas. Hoewel de verhouding kaliveldspaat/
plagioklaas in percentages kan worden aangegeven, gaat dat in dit
verband te ver. Gemiddeld kan gesteld worden dat in granodiorieten
ongeveer tweederde of meer van alle aanwezige veldspaat plagioklaas
is.
Opmerkelijk is dat met de toename van plagioklaas het gehalte aan kwarts
in enkele gevallen afneemt. Tegelijk zien we dat in granodiorieten het percentage donkere mineralen
hoger is. Naast veel biotiet komt vooral zwarte hoornblende
het gezelschap mineralen versterken. Granodiorieten zijn
donkerder en daardoor ook somberder van kleur dan normale biotietgranieten. Het gesteente is, zoals
in de gesteentewereld wordt aangegeven, meer basisch van
samenstelling dan gewone graniet.
Verdieping
In magmatische gesteenten (=stollingsgesteenten) bepaalt het gehalte aan
kiezelzuur (SiO2) in belangrijke mate hoe het gesteente er uit ziet. Zo deelde men
in het verleden gesteenten ook wel in.
Gesteenten rijk aan silica, zoals graniet noemt men zuur. Ze zijn doorgaans licht van kleur.
Ze bestaan uit een grote hoeveelheid lichtkleurige mineralen. Gesteenten met een laag
gehalte aan kiezelzuur noemt men basisch. Ze bevatten veel donker gekleurde ijzer- en magnesiumrijke
mineralen. Basalt is een goed voorbeeld van een basisch gesteente. Het
kiezelzuurgehalte bedraagt minder dan 52%. Bij graniet bedraagt dit meer dan 65%!
Dioriet neemt een tussenpositie in met een gehalte tussen 52 en 65% kiezelzuur.
Dioriet noemt men daarom wel een intermediair gesteente.
Als zwerfsteen komt granodioriet veel voor. Er zijn zelfs een paar
gidsgesteenten van bekend. Toch wordt van granodiorieten maar
zelden melding gemaakt, behalve onder hun naam als gidsgesteente,
zoals Uppsalagraniet en Rönnegraniet. De onbekendheid van het
gesteente is vooral te danken aan het uiterlijk. De zwerfstenen
zien er in kleur zowel aan de buitenzijde als op het breukvlak niet
spannend uit, eerder onaantrekkelijk.
Witzwarte of grijszwarte zwerfstenen verheugen zich sowieso niet
in de warme belangstelling bij veel stenenzoekers. Daar draagt een somber
rode veldspaatkleur op het breukvlak niet veel toe bij. Het hoge gehalte
aan plagioklaas zorgt er bovendien voor dat verweerde zwerfstenen van
granodioriet een ruw, pokdalig uiterlijk bezitten. Voor het overige
onderscheiden granodiorieten zich weinig van graniet. Desondanks
geeft het zwerfsteenverzamelaars wel een ‘kick’ als men een granodioriet
weet te onderscheiden van gewone graniet. Het betekent namelijk
dat men in staat is kaliveldspaat en plagioklaas uit elkaar te houden.
Behalve de krijtwitte, vaak poederig afgevende plagioklaas aan
de buitenzijde van de stenen, helpt de haarfijne streping op enkele
oplichtende splijtvlakjes van het mineraal bij de herkenning.
Granodioriet is wereldwijd verspreid. Ruim 1/3 van alle dieptegesteenten
bestaan uit dit gesteente. Granodiorieten komen in Scandinavië op
talrijke plaatsen voor, vaak in de vorm van kleinere begrensde
voorkomens. Heel vaak maakt het gesteente deel uit van een veel
groter massief waarin het geleidelijk over gaat in graniet en dioriet.