Graniet is naast basalt een van de bekendste gesteenten op aarde, ook spreekwoordelijk. Denk maar aan 'zo hard als graniet', waarbij het woord 'hard' soms vervangen wordt door 'sterk'. Wereldwijd is graniet op de continenten het meest voorkomende gesteente. Dat je vaker zandsteen ziet, komt omdat dit afbraakgesteente het meest aan de oppervlakte ligt, qua volume kan het echter niet in de schaduw staan van graniet. Op de bodem van oceanen komt graniet vrijwel niet voor. Dit heeft te maken met de wijze van ontstaan.
Graniet is een mooi gesteente, vooral in gepolijste vorm. Het bezit een
levendige structuur en is over het algemeen fraai van kleur. Overal ter
wereld wordt graniet in talloze kleur- en structuurvormen
geëxploiteerd en op grote schaal toegepast in en aan gebouwen en
gebruikt voor (graf)monumenten.
Graniet is evenals basalt een magmatisch gesteente. Het is door
stolling ontstaan uit langzaam afkoelend magma. Magma is een
stroperig vloeibaar gesteente. Bij de afkoeling ervan ontstaan uiterst
kleine kristalkiemen die uitgroeien tot grotere kristallen. Graniet is
dus een stollingsgesteente dat opgebouwd is uit kristallen van een
aantal soorten mineralen. Granieten ontstaan op kilometers diepte
in de aardkorst, vandaar dat men het gesteente ook wel
dieptegesteente of plutoniet noemt.
Graniet is afgeleid van het Latijnse ‘granitum’. Zo werden in het
verleden korrelige marmersoorten genoemd. In het Italiaans
veranderde dit in ‘granito’. In de betekenis van graniet werd de
naam voor het eerst in 1596 gebruikt door de Italiaanse mineraloog
Andrea Cezalpino.
Graniet vormt doorgaans zeer grote gesteentelichamen in de aardkorst. Het gesteente ontstaat door het kristalliseren
van gloeiend vloeibaar magma.
Verdieping
Op continenten is graniet het meest voorkomende aardkorstgesteente. Bijgevolg zou
verwacht mogen worden dat het bij vulkanische uitbarstingen ook veelvuldig als lava aan de
oppervlakte treedt. Dat is echter niet het geval. Rhyoliet, het uitvloeiingsgesteente van
graniet, komt in verhouding weinig voor.
Granietmagma is stroperig. Door het hoge gehalte aan kiezelzuur bezit het een hoge
viscositeit. Ook bevat granietmagma vrij veel water en andere gassen, veel meer dan
basaltisch magma. De aanwezigheid van water vermindert weliswaar de stroperigheid
enigszins, maar de dunvloeibaarheid van basaltmagma wordt nooit bereikt.
Het opstijgen van het magma in de aardkorst verlaagt de druk waardoor het water minder
goed opgelost blijft en ontsnapt. Het watergehalte in magma verlaagt de stollingstemperatuur
soms met enige honderden graden. Vermindering van het watergehalte veroorzaakt dat de
stollingstemperatuur omhoog gaat, met als gevolg dat het granietmagma begint te kristalliseren.
Als gevolg van deze factoren zal het magma onder de aardoppervlakte, vaak op enkele kilometers
diepte, gaan stollen totdat uiteindelijk een volledig kristallijne massa gevormd is. Graniet bestaat
dus geheel uit samengeklonterde en met elkaar vergroeide kristallen van een aantal soorten
mineralen.
Graniet is geheel opgebouwd uit kristallen. Opvallend zijn vooral de veelal scherp begrensde
zwarte spikkels en vlekjes van biotiet, een zwarte glimmersoort.
Biotiet verleent granieten een levendige structuur. Daarnaast
is relatief veel kwarts aanwezig. Granieten bestaan voor minstens
20% uit dit mineraal. Meer kan, maar minder zeker niet. Er bestaan
geen kwartsvrije of kwartsarme granieten, eenvoudig omdat het dan geen granieten (meer) zijn.
Kwarts vormt doorgaans kleine, kleurloze of glazig grijze, grijsblauwe vaak
gebarsten korrels te midden van de overige mineralen. Dat is de
reden waarom kwarts in veel gevallen de kleur van het gesteente
niet beïnvloed. Het mineraal breekt onregelmatig of schelpvormig,
de breukvlakken vertonen een typische vetglans. Kwarts is
hard, het laat zich met een stalen mes niet krassen.
Behalve kleurloze en grijze kwarts vinden we onder zwerfstenen ook
tal van granieten met rookkleurige of bijna zwarte kwarts. In
sommige rapakivigranieten is dit het geval. Bij deze granieten is het
soms moeilijk kwarts van biotiet te onderscheiden.
Bijzonder is dat onder Zweedse en Finse granieten talrijke soorten
voorkomen met blauwe kwarts. Vooral Smalandgranieten en sommige
rapakivi’s staan er om bekend. In sommige daarvan heeft de kwarts
bijna de kleur van amethist. Toch komt blauwe kwarts, over het geheel
gezien, weinig in granieten voor. De oorzaak waarom granieten met
blauwe kwarts relatief veel in Scandinavië voorkomen, is niet bekend.
Veldspaat is het hoofdbestanddeel in graniet. Eigenlijk bestaat
iedere graniet uit twee soorten veldspaat (kaliveldspaat en plagioklaas).
Op het verse breukvlak zijn de spiegelende vlakjes van het mineraal
goed te herkennen, vooral als men de steen in de hand beweegt.
Veldspaatkristallen zijn langer dan breed, vooral aan eerstelingen
valt dit op. Ze zijn rechthoekig, vormen vierkanten of meer
onregelmatig begrensde vlekken.
De moeilijkheid bij de beoordeling van de vorm van veldspaten is
dat we op het breukvlak een min of meer een tweedimensionaal
beeld zien, een vlakke doorsnede eigenlijk door het gesteente.
Kristallen in graniet liggen zonder enige ordening door elkaar.
Met elkaar vormen ze een mozaïekstructuur. In deze massa
kristallen ligt elk veldspaatkristal met zijn lengte-as in een
andere richting. Dat veroorzaakt de verschillende doorsneden en
dus de vele veldspaatvormen.
Aan de verweerde buitenzijde van de zwerfstenen is van een levendige
spiegeling van de veldspaatmineralen meestal geen sprake. Daar moeten
we het hebben van de kleurverschillen tussen beide veldspaatsoorten.
Op een van de foto's hierboven zijn beide veldspaten met pijlen aangegeven.
Plagioklaas is naast kaliveldspaat de andere veldspaatsoort in graniet.
Meestal is het mineraal in een geringer percentage aanwezig dan
kaliveldspaat. Karakteristiek aan plagioklaas is dat het krijtwit verweert.
Aan de buitenzijde van zwerfstenen valt dit goed te zien. Hoewel
plagioklaas onverweerd kleurloos is, is het in zwerfstenen door
veroudering en omzetting vaak troebel wit, grijs-groen, grijs-blauw of
vuilgroen. In sommige granieten, waaronder bepaalde rapakivigranieten,
is plagioklaas door bijmenging van fijnverdeeld hematiet roodachtig of
zelfs violet van kleur. Ook rood- en violetgekleurde plagioklaas verweert
wit.
Evenals bij kaliveldspaat spiegelen ook plagioklaaskristallen op het
verse breukvlak. Een zeker herkenningspunt van plagioklaas is dat
enkele oplichtende splijtvlakken een haardunne, parallele streping
laten zien. De streping is het gevolg van een bepaalde vergroeiing
van de plagioklaaskristallen. Ze vormen tweelingen die zich steeds
herhalen. Men noemt dit wel polysynthetische tweelingvorming. Op
de foto is dit goed te zien. In zwerfstenen is de typische streping
van plagioklaas met een loep wel te ontdekken. Om zonder loep
kaliveldspaat van plagioklaas te onderscheiden, helpt een ezelsbrugje:
Plagioklaas is van beide veldspaatsoorten vrijwel altijd het lichtst
van kleur, zowel aan de buitenzijde van de stenen als op het breukvlak.
Hoewel granieten in de meeste gevallen twee veldspaatsoorten
bevatten, wisselen de percentages vrij sterk. Onder zwerfstenen
komen uitgesproken plagioklaasarme en zelfs plagioklaasvrije
granieten voor. Deze zogenoemde alkaliveldspaatgranieten
herkennen we o.m. in de Zuid-Zweedse Vanevikgraniet en de
Finse Hagagraniet en Pyterliet. Omgekeerd komen plagioklaasrijke
granieten ook voor. Dergelijke granieten noemt men granodiorieten.
Vaak bevatten granodiorieten tevens een flink percentage donkere
mineralen. De Zweedse Uppsalagraniet is hiervan een goed
voorbeeld. Van het Deense Oostzee-eiland Bornholm kennen we
Rönnegraniet als een typische grijs-zwarte granodioriet.
Is tenslotte vrijwel uitsluitend plagioklaas aanwezig en bevat het
gesteente minstens 20% kwarts dan noemt men het geen
plagioklaasgraniet, maar tonaliet. Zwerfstenen hiervan komen
weliswaar voor, maar worden door hun onbekendheid vrijwel
nooit herkend.
Terzijde:
In verschillende boeken en publicaties leest men in beschrijvingen van zwerfstenen
veldspaatnamen als orthoklaas, microklien, andesien, oligoklaas enz. Veldspaten
hebben geen vaste samenstelling maar vormen mengreeksen en overgangen. Het
is zonder specifieke optische hulpmiddelen niet mogelijk om de afzonderlijke leden
van de veldspaatfamilie van elkaar te onderscheiden. Het is daarom beter van
kaliveldspaat en plagioklaas te spreken.
Behalve veldspaat en kwarts bevatten de meeste granieten
nog een of meer donkere mineralen. Biotiet is vrijwel altijd
aanwezig. Het mineraal vormt zwarte spikkeltjes of vlekken
in het gesteente. Biotiet is een glimmersoort die makkelijk
in schubjes valt te splijten. Veel minder algemeen komt
zwarte hoornblende voor. Meestal vormt dit zwarte mineraal
samen met biotiet korrelige aggregaten.
Sommige granieten vallen op doordat ze naast zwarte biotiet
ook zilverwitte muscoviet (mica) bevatten. We hebben dan
met een tweeglimmergraniet te doen. Een enkele maal treffen
we in graniet mineralen aan als granaat, cordiriet, epidoot,
toermalijn, hematiet, magnetiet, pyroxeen en fluoriet. Zij
vormen accessorische mineralen. De aanwezigheid van dergelijke
mineralen komt heel vaak in de naam terug, bijv. toermalijngraniet,
epidootgraniet, hematiethoudende graniet et cetera.
De kleur van graniet
Graniet komt in talloze kleurvarianten voor. De kleur wordt voornamelijk door kaliveldspaat bepaald. Een rode of oranje
graniet betekent dat de kaliveldspaat die kleur bezit. De
kleur van de overige mineralen is van minder betekenis. Zij
zorgen voor de accenten. De meeste granieten zijn licht van
kleur: wit, grijs, geelachtig, rose, oranje, grijs-rood en rood.
In het Hondsruggebied overheersen roodachtige granieten.
Dat komt mede door de zeer talrijke rapakivigranieten uit
Zuidwest-Finland. Die zijn meestal rood of roodbruin van kleur.
Ook de veel gevonden biotietgranieten uit Zuidwest-Finland
zijn roodachtig getinte gesteenten.
Donkere granieten zijn minder algemeen. Onder Alandrapakivi’s
komen zeer donkere, groen-zwarte typen voor. Upplandgranieten
uit Midden-Zweden zijn vaak donkergrijs van kleur. In beide
gevallen is het hoge gehalte aan donkere mineralen als biotiet
en hoornblende hiervoor verantwoordelijk. Ook donker
rookkleurige kwarts kan de kleur van sommige granieten
beïnvloeden.
Echt zwarte granieten bestaan niet. Toch wordt
in de natuursteenhandel een zeer donker gesteente verwerkt
met die naam, nl. ‘Zweeds zwart graniet’. Het gesteente is
geen graniet maar een kleinkorrelige gabbro uit zuidelijk Zweden.
Verwarrende en zelfs foute namen zijn in deze bedrijfstak
eerder regel dan uitzondering.
Kaliveldspaat is vaak wit van kleur. Andere kleuren worden
veroorzaakt door sporen metaaloxiden en kleine insluitsels
in de kristallen. Fijn verdeelde hoornblendekristallen veroorzaken
een groenachtige kleur. De veel voorkomende rode kleur van
kaliveldspaat is te danken aan ijzeroxide (hematiet) dat in
zeer kleine hoeveelheden in de kaliveldspaten is opgenomen.
Het kleurend vermogen van hematiet is bijzonder groot.
Kaliveldspaat met 0,7 – 1% hematiet kleurt dieprood. Bij
een gehalte van 0,3-0,4% hematiet is graniet lichter rood
of rose van kleur. Het zijn vooral de kleurverschillen en nuances
in het gesteente die samen met de verschillende korrelgroottes
de enorme verscheidenheid aan granieten veroorzaken.
De structuur van graniet
Graniet is een korrelig gesteente. Daar duidt de naam ook op.
Een ordening van de minerale bestanddelen is afwezig, de
kristallen liggen chaotisch door elkaar. Gelaagdheid ontbreekt,
hoewel in sommige granieten van enige gerichtheid sprake is door de parallelle rangschikking van de grote,
rechthoekige kaliveldspaateerstelingen. Hierdoor zou de
indruk van gelaagdheid gewekt kunnen worden. De
veldspaatkristallen werden evenwijdig aan elkaar gerangschikt
door stroming van het magma toen de kristalbrij nog niet
geheel gestold was.
Ook zien we in granieten niet dat mineralen in strepen, banden
of vlekken zijn gerangschikt. Als dit wel het geval is, hebben we
met een gneis te doen. Kortom, bekijken we een graniet vanuit
verschillende richtingen, dan blijft het totaalbeeld nagenoeg
ongewijzigd.
De korreligheid van granieten varieert sterk. Bij sommige
granieten spreekt men van gelijkkorreligheid. De kristallen
in het gesteente zijn dan min of meer even groot. Vaak zien
we dat veldspaat en kwarts in die gevallen in vrijwel gelijke
hoeveelheden aanwezig zijn, geen eigen kristalvorm vertonen
en intens met elkaar vergroeid zijn. Het ontbreken van eigen
kristalvormen noemt men ‘xenomorf’. Toch zijn de veldspaten
in gelijkkorrelige granieten vrijwel altijd het grootst en zijn de
overige mineralen iets kleiner.
Zijn veldspaten echt veel groter en vormen ze eerstelingkristallen
(fenokristen) te midden van allemaal kleinere kristallen, dan
noemt men de structuur porfierisch. Soms vormen eerstelingen
kristallen van centimeters grootte. In granieten als Revsundgraniet
en in sommige rapakivigranieten bereiken kaliveldspaten soms
afmetingen tot wel 8cm! Kristallen van deze grootte noemt men
megakristen.
Porfierische granieten zijn onder zwerfstenen niet zeldzaam. Men
spreekt verder ook nog van ongelijkkorrelige granieten indien de
mineraalkorrels van verschillende grootte zijn. Dat komt in deze
gevallen veelal voor rekening van de kaliveldspaten.
Verdieping
Vooral grootkorrelige rapakivi’s staan er om bekend, maar ook in sommige andere
zwerfsteengranieten is het verschijnsel aanwezig, dat sommige kaliveldspaten een
gezoneerde bouw bezitten. Het is alsof de kristallen uit een aantal opeenvolgende
ringen bestaan die evenwijdig aan de buitenomtrek verlopen. Vaak bevatten veldspaten
talrijke donkere insluitsels die in concentrische banen zijn gerangschikt. Zij versterken
vaak het beeld van de zonaire bouw. De zonaire structuur wordt veroorzaakt door de
vorm van het veldspaatkristal. Het verschijnsel is ontstaan door tijdelijke onderbrekingen
in de groei van het kristal. Zonaire veldspaten komen voor in sommige Smalandporfieren
en dito granieten. Het mooist wordt de zonaire ringenstructuur gedemonstreerd in
rapakivigranieten, met name in Viborgieten.
Naast bovenstaande begrippen onderscheidt men in granieten
op basis van de gemiddelde grootte van de minerale
bestanddelen fijnkorrelige, kleinkorrelige, middelkorrelige,
grof- en grootkorrelige typen. Onder zwerfstenen zijn hier
makkelijk voorbeelden van te vinden.
Kortom, granieten vormen een uiterst boeiende groep zwerfstenen
waarvan de afzonderlijke typen niet moeilijk te herkennen zijn.
Door hun talrijkheid en gevarieerdheid vormen granieten vaak
het startpunt in de route naar herkenning van gesteentevormende
mineralen.
Terug