Dioriet is net als graniet een richtingloos korrelig dieptegesteente. Als zwerfsteen komt het echter minder vaak voor. Zwerfstenen van dioriet zijn niet moeilijk te herkennen. Enigszins verweerd - en dat zijn de meeste zwerfstenen - zijn het uitgesproken wit-zwarte gesteenten, die voor het grootste deel uit slechts twee verschillende mineraalsoorten zijn opgebouwd: witte plagioklaas en zwarte hoornblende. Van een afstand ogen zwerfstenen van dioriet donkergrijs of als ze iets grofkorreliger zijn zwartbont. Aan deze kleurstelling danken ze ook hun naam. Het Griekse 'diorizein' betekent 'onderscheid'of 'verschillend'.
Gewoonlijk bevatten diorieten naast plagioklaas en hoornblende ook
een beetje kwarts en biotiet, maar altijd minder dan 5%. Bij aanwezigheid
hiervan is de naam kwartsdioriet gerechtvaardigd. Kwartsdiorieten op hun
beurt gaan bij verdere kwartsrijkdom over in het gesteente tonaliet.
Komt ook nog kaliveldspaat in beeld dan gaat dioriet over in granodioriet.
Diorieten en gabbro's zijn macroscopisch nauwelijks of niet van elkaar te
onderscheiden. Wel bestaan er als het om Scandinavische zwerfstenen
gaat ezelsbrugjes die het makkelijker maken om beide gesteentesoorten
uit elkaar te houden.
Het echte onderscheid tussen beide soorten gesteente is gebaseerd
op de samenstelling van de plagioklaas. Plagioklaas is een verzamelnaam
voor een aantal in samenstelling verschillende natronkalkveldspaten. In
gabbro's komen vooral grijs gewolkte donkerder gekleurde calciumrijke
plagioklaassoorten voor, in diorieten de meer lichter gekleurde. Bij diorieten
kleuren de plagioklazen aan de buitenzijde van de stenen altijd wit. Bij
gabbro's zijn de plagioklazen sombergrijs tot donkergrijs van kleur.
Een goede vuistregel is dat de hoeveelheid plagioklaas in diorieten
vrijwel altijd hoger is dan de zwarte hoornblende. Om het verschil met
gabbro's aan te geven geldt voor zwerfstenen van dioriet: 2/3 wit en
1/3 zwart. Bij zwerfsteengabbro's is dit net andersom.
Hoornblende is het donkere bestanddeel in het gesteente. Meestal is
het mineraal diepzwart van kleur en vertoont het vaak een sterke
glasglans. Soms is ook augiet aanwezig. Dat dit zwartgroene mineraal
meer een metaalglans vertoont mag zo zijn, met de loep zijn beide
mineralen niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
Afhankelijk van de mineralogische samenstelling onderscheiden we
onder zwerfstenen naast gewone dioriet ook kwartsdioriet (dioriet met
een beetje kwarts), biotietkwartsdioriet en (kwarts)monzodioriet. Deze
laatste bevat een beetje kaliveldspaat.
Afkomstig uit de keileem zien diorieten er doorgaans fris uit. De plagioklaas
is bij deze zwerfstenen krijtwit verkleurd waardoor het mineraal sterk met
de zwarte hoornblende contrasteert. Akkervondsten of zwerfstenen uit het
keizand zien er pokdalig uit omdat de plagioklaas door oplossing verdwenen
is en putjes in het oppervlak heeft achter gelaten. Deze sterk verweerde
diorieten hebben een ruw oppervlak en zijn somber zwart gekleurd. Het
verschil met gabbro's en amfibolieten is in deze gevallen moeilijk aan te
geven.
![]() |
![]() |
Amfiboliet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.). |
Granaatamfiboliet - Zwerfsteen van Horne Naes, Fünen, DK. |
Diorieten worden soms ook met amfibolieten verward. Deze eveneens
zwart/witte gesteenten zijn van metamorfe origine en hebben vaak een
gelaagd/gestreept uiterlijk. Bovendien bevatten amfibolieten geen kwarts.
Zijn in het gesteente ook nog roodachtige granaten aanwezig dan hebben
we vrijwel zeker met een amfiboliet te maken.