In Scandinavië komen geen actieve vulkanen meer voor. Het vulkanisme dat er ooit was
is al tientallen miljoenen jaren verleden tijd. We spreken daarom van paleovulkanisme als we de vele vulkanische gesteenten en hun ontstaansomstandigheden onder de loep nemen. Zwerfstenen van vulkanische oorsprong die in de ijstijd uit Scandinavië naar ons land getransporteerd zijn, noemt men vanwege hun hoge geologische ouderdom paleovulkanieten.
Vulkanen zijn geen lang leven beschoren. Gemiddeld ‘leven’ ze ongeveer een
miljoen jaar; zo lang zijn ze actief. De gesteenten waaruit vulkaanlichamen
zijn opgebouwd zijn variabel van samenstelling, terwijl de samenhang
ook erg wisselend kan zijn. Lava-afzettingen van verschillende samenstelling
wisselen af met afzettingen van los materiaal en zwak verkitte as- en tuflagen.
Tezamen bouwen ze het vulkaanlichaam op. Met name stratovulkanen zijn zo
samengesteld.
Na een paar miljoen jaar erosie is van de meeste uitgedoofde vulkanen
nog maar weinig in het landschap te zien. Alleen de steenharde
krateropvullingen, toevoerspleten en harde lava- en ignimbrietafzettingen
houden het wat langer vol, sommige zelfs buitengewoon lang.
Gedurende het Precambrium is op verschillende plaatsen op het Baltisch
Schild met Scandinavië van tijd tot tijd sprake geweest van uitgebreid vulkanisme. Veel vulkanische
gesteenten dateren uit de periode van 1700 tot 1500 miljoen jaren
geleden. Het vulkanisme is moeilijk in verband te brengen met grootschalige
aardkorstvormende processen. De Svecofennidische gebergtevorming had
al een paar honderd miljoen jaren eerder zijn beslag gekregen. Desondanks
zijn in bovengenoemde periode op talrijke plaatsen in Zweden vooral porfieren gevormd.
De meeste porfieren zijn rhyolietisch (=kiezelzuurrijk) van samenstelling,
een aanwijzing dat het type vulkanisme waaruit deze gesteenten zijn
ontstaan, een explosief karakter moet hebben gehad. Dat blijkt ook uit
de getoonde structuren in de gesteenten. Niet alleen veel Dalarneporfieren laten
zien dat ze als ignimbriet zijn ontstaan, hetzelfde kan gezegd worden
van Rode Oostzeeporfier en kwartsporfieren uit de Botnische Golf.
Een aantal porfiergroepen, zoals die uit de Botnische Golf en
Rode Oostzeeporfier zijn even oud als de rapakivi’s in hun omgeving.
Van de Rode Oostzeeporfier is wel duidelijk dat deze nauw aan rapakivi’s
verwant is, zeer waarschijnlijk is het gesteente de vulkanische equivalent ervan.
Hetzelfde wordt ook vermoed van Botnischekwartsporfier.
Vulkanisme in Scandinavië bleef niet beperkt tot het Precambrium. Ook in
geologisch jongere tijden is op sommige momenten sprake geweest van
vulkanische activiteit. De talrijke diabazen in Scandinavië zijn daarvan
een voorbeeld. Een deel ervan is vooral in het Laat-Precambrium gevormd
(Dalslandium, 1350-900 miljoen jaren geleden), de overige
dateren uit het Paleozoicum daarna. Talrijke typen diabaas, waaronder
Kinne– en Hunnediabaas, zijn van Cambrische en Silurische ouderdom. Deze
diabaasgesteenten zijn geen erosieresten van omvangrijke
lavadekken, maar zijn als vlakke intrusies (sills) tussen andere
gesteenten in de aardkorst ingedrongen. Deze intrusielichamen zijn in
de loop van de tijd door verwering aan het oppervlak komen te liggen.
De laatste keer dat in Scandinavië sprake was van langdurig en bij tijden
ook zeer hevig vulkanisme, was tijdens het Laat-Carboon en het Vroeg-Perm
(Rotliegendes) in het zuidoosten van Noorwegen; bij zwerfsteenliefhebbers
beter bekend als het Oslo-gebied. De Osloslenk vormt het noordeinde van
een lange meridionaal verlopende aardbreuk, die ten noorden van Oslo bij
het Mjösenmeer begint en via het Duitse Hessen en het Rijn- en Rhonedal
helemaal doorloopt naar de Middellandse Zee.
In het Oslogebied trad door het trapsgewijze wegzakken van stukken
aardkorst en het opdringen van magma op uitgebreide schaal vulkanisme
op. Er zijn toen tal van vulkanische gesteenten ontstaan die opvallen
door hun bijzondere samenstelling. Hoewel deze door hun veelal
andesitische samenstelling ogenschijnlijk niet makkelijk als lava konden uitvloeien, zijn er
desondanks uitgestrekte lavadekken gevormd van rhombenporfier. Restanten
daarvan zijn in het Oslogebied nog aanwezig.
Rhombenporfieren komen, ook als zwerfsteen, in tientallen variaties voor.
Samen met hun aantrekkelijk porfierisch uiterlijk en hun betrekkelijke
zeldzaamheid als zwerfsteen, vormen zij misschien wel het meest
populaire zwerfsteentype onder zwerfsteenverzamelaars.
Het vulkanisme in het Oslo-gebied stoelde niet alleen op basaltisch
magma uit de bovenste mantel, maar ook op zuurdere magmatypen
die hogerop in de aardkorst in talrijke magmakamers tot ontwikkeling
kwamen. Daaruit ontstonden in de loop van de tijd door differentiatie
processen verschillende dieptegesteenten, ganggesteenten en als gevolg
van vulkanische activiteiten tal van vulkanieten. Het is verbazingwekkend
te zien hoeveel gesteentetypen in zo’n betrekkelijk klein gebied in
Zuid-Noorwegen konden ontstaan. Het Oslo-gebied is van noord naar
zuid slechts 200km lang en nauwelijks 50km breed.
![]() |
Geologische kaart van het Oslogebied in Zuid-Noorwegen. In kleuren zijn de verschillende gesteentegroepen aangegeven:
Rood = plutonieten (dieptegesteenten). Groen = vulkanieten als porfier en basalt e.d. Blauw = Cambro/Silurische sedimenten. Geel = gesteenten behorend tot de Caledonische gebergtevorming.
De rondachtige figuren zijn zgn. cauldrons, vulkanische centra waarin verschillende magmatische gesteenten tot ontwikkeling zijn gekomen. |
In het noorden en noordoosten van Skane in Zuid-Zweden komen reeksen met
diabaas gevulde gangen voor. Ze worden op uitgebreide schaal geëxploiteerd.
Het tamelijk fijnkorrelige, zwarte diabaasgesteente wordt verhandeld onder de
naam 'Zwart Zweeds Graniet'. Dat diabaas weinig met graniet te maken heeft
mag duidelijk zijn.
De diabaasgangen dateren vooral uit de Jura-periode. Van de vulkanen die met
de gangen verbonden waren is geen spoor terug te vinden, laat staan van de
eventuele uitgevloeide vulkanieten als basalt e.d..
In de meest zuidelijke provincie van Zweden, Skane, komen op
verschillende plaatsen basalten voor. Ze dateren uit de Krijtperiode.
De basalten vormen meest kleine, geïsoleerde voorkomens die enigszins
koepelvormig in het landschap liggen.
![]() |
Zuilvormige afzondering van fijnkorrelige basalt bij Hjällabjär in Skane in Zuid-Zweden. Deze basalten van cretaceïsche ouderdom. |