Om een gesteente te herkennen en te beschrijven zijn drie dingen van
belang: de mineralogische samenstelling, structuur* en korrelgrootte.
Metamorfe zwerfstenen zijn bijzonder talrijk, vooral typen die in het verre verleden door regionale
metamorfose zijn ontstaan. Na granieten staan metamorfe zwerfstenen op de tweede plaats,
hoewel dit afhankelijk is van de plaatsen waar men stenen zoekt.
In Oostbaltische zwerfsteengezelschappen, die vooral voorkomen in
Noord- en Oost-Drenthe, zijn gneizen veel talrijker dan bijvoorbeeld zandstenen.
In Westbaltische zwerfsteengezelschappen is het percentage metamorfe
gesteenten iets lager en zijn zandstenen daarentegen talrijker.
Het bekendste metamorfe gesteente bij zwerfsteenliefhebbers is
'gneis'. Naast graniet is dit het meest voorkomende zwerfsteentype van noordelijke herkomst. De variatie onder gneizen is bijna even groot als bij graniet. Ook in samenstelling en kleur verschillen veel gneizen niet
wezenlijk van granieten. Beide gesteenten bestaan voornamelijk uit veldspaat,
kwarts en glimmer. Waar een gneis echter direct aan te herkennen is, is de
gestreeptheid ofwel de parallelle rangschikking van de mineralen. Gneizen
wekken daarom van enige afstand de indruk dat ze gelaagd zijn. Deze gelaagdheid is echter schijn. Echte
gelaagdheid kom je alleen in sedimenten tegen, zoals zandsteen. De lagen en laagjes
die daarin voorkomen lopen door het gehele gesteente. Bij gneizen hebben
we te maken met mineraalkorrels, die ten gevolge van deformatie een afgeplatte
vorm hebben aangenomen. Van de zijkant gezien kijken we bij gneizen tegen
de doorsneden aan van uitgewalste, pannenkoekvormig of lensvormig
gedeformeerde mineralen. De evenwijdige rangschikking ervan maakt dat ze
gneis een streperig aanzicht verlenen. Maar nogmaals, met echte
gelaagdheid heeft dit niets te maken.
*Structuur en textuur zijn begrippen die in de gesteentewereld
verschillende betekenissen hebben. Jammer is dat bij onze oosterburen de
uitleg van beide begrippen tegengesteld is aan die bij ons. Voor verzamelaars
van gesteenten is dit zeer verwarrend, vandaar dat op deze website uitsluitend
gesproken wordt van structuur.
Op grond van het uiterlijk, d.w.z. hoe de samenstellende minerale
bestanddelen ten opzichte van elkaar gerangschikt zijn, herkennen we bij
metamorfieten verschillende structuren:
Schisteus
Wanneer mineralen in een metamorf gesteente dezelfde oriëntatie bezitten
ofwel in hetzelfde vlak liggen, duidt men dit aan als foliatie. De mate van
foliatie is bepalend voor het uiterlijk van metamorfieten. Bezitten gesteenten
een duidelijke, soms papierdunne foliatie, zoals fylliet of schist, waarlangs het gesteente
heel makkelijk splij, dan noemt men dit schisteus. Vooral schisten zijn
makkelijk splijtbare gesteenten dankzij de aanwezigheid van veel evenwijdig gerichte glimmerblaadjes.
Streperigheid
Gneizen en amfibolieten zijn voorbeelden van gesteenten waarbij de
minerale bestanddelen door deformatie en/of rekristallisatie parallel gericht
zijn en vaak ook gerekt. Hierdoor ontstaat de indruk van gelaagdheid. De
streperigheid van gneizen valt vooral in het oog doordat biotiet zich vaak
manifesteert als dunne vegen en strepen, die zich om de andere mineralen
voegen.
Ogenstructuur
Dit is een vorm van gerichtheid bij gneizen waarbij oog- of lensvormige
veldspaten en andere mineralen omgeven zijn door de overige, evenwijdig gerangschikte
bestanddelen. Deze veldspaatogen kunnen nieuwvormingen zijn die door
metasomatose zijn ontstaan, het kunnen ook gedeformeerde eerstelingen
zijn van porfierische graniet, dat bij metamorfose veranderd is in (ogen)gneis.
De veldspaatogen kun klein zijn of centimeters groot. Bovendien kunnen ze
intern een gaaf kristal vormen of ze zijn door deformatie gegranuleerd.
Gebandheid
Deze vorm van gerichtheid komt voor bij gneizen (= lagengneis) die een
onregelmatige afwisseling laten zien van veldspaat/kwartsrijke banden en
meer donkere die rijk zijn aan biotiet. De bandering is het gevolg van
rekristallisatie en nieuwvorming van veldspaat, kwarts, biotiet en andere
mineralen. De overgang tussen de afzonderlijke lagen kan scherp zijn.
Gneizen als deze noemt men ook wel adergneizen. Gneizen met deze
structuur moeten niet verward worden met migmatieten.
|
![]() |
Lagengneis - Randesund, Zuid-Noorwegen.
|
Lagengneis - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.). |
Lineaire structuur
Dit zijn gesteenten, waarin de afzonderlijke mineralen tot lange, meest
dunne lijsten en strepen zijn uitgewalst. Gneizen met deze structuur zijn
als zwerfsteen zeldzaam. Ze worden stengelgneis genoemd.
Verder onderscheiden we bij metamorfe gesteenten:
Porfyroblastische structuur
Metamorfe gesteenten met opvallende, grote kristallen die er uit zien
als eerstelingen uit porfierische stollingsgesteenten, bezitten een
porfyroblastische structuur. De toevoeging 'blast' geeft aan dat het
kristallen betreft die langs metasomatische weg in het vaste gesteente
zijn ontstaan. Porfyroblasten in zwerfstenen zijn vaak van (kali)veldspaat.
Ze komen voor in gesteenten als ogengneis. Plagioklaas, granaat en hoornblende
komen als porfyroblast ook tamelijk veel voor.
Porfyroklastische structuur
Komt niet vaak voor en heeft betrekking op grotere kristallen die als
overblijfsel uit een eerder (gemetamorfoseerd) gesteente bewaard zijn
gebleven. Porfyroklasten kunnen ontstaan zijn uit porfyroblasten.
![]() |
![]() |
Ogengneis met een porfyroklastische structuur - Zwerfsteen van Wippingen (Dld.) | Ogengneis met een porfyroklastische structuur - Zwerfsteen van Haddorf (Dld.). |
Granoblastische structuur
Dit zijn metamorfieten waaraan geen typisch gerichte structuur of
gestreeptheid valt te ontdekken. Ook ontbreken porfyroblasten. De
mineraalkorrels zijn min of meer even groot. Een goed voorbeeld hiervan
is mafische granuliet, maar ook sommige zwerfstenen van oficalciet
(oermarmer) tonen een granoblastische, richtingloos korrelige structuur.
Nematoblastische structuur
Wordt gezegd van metamorfieten waarin evenwijdig gerangschikte,
(langstengelige) porfyroblasten van amfibolen het beeld bepalen. Komt
voor in hoornblendeschisten, dito gneizen en amfibolieten.
Poikiloblastische structuur
Zijn gesteenten waarin porfyroblasten voorkomen van mineralen die
doorspekt zijn met insluitsels van andere mineralen. Nieuwvorming van
mineralen vindt plaats vanuit groeikernen. In het vaste gesteente worden
van geringe afstand bouwstenen aangevoerd, waardoor de kristallen in
grootte toenemen. Als deze niet gehinderd worden door andere mineralen
dan nemen porfyroblasten hun eigen kristalvorm aan. Als de blasten bij hun
groei andere, kleinere kristallen omhullen en insluiten, noemt men deze
poikiloblasten.
Idioblastische structuur
Komt voor in schisten en gneizen waarin porfyroblasten hun eigen
kristalvorm bezitten. Granaten in schist zijn vaak idiomorf, hoornblende ook.
Coronietische structuur
Komt voor in mafische gesteenten als gabbro, mafische granuliet,
amfiboliet en eklogiet. Hierbij tonen sommige mineralen aan hun buitenzijde
smalle reactiezomen. Deze corona's zijn vaak het gevolg van een niet volledig
afgesloten chemische reactie tussen aangrenzende mineralen. Vaak zien we
dat pyroxeen in gabbro's door wateropname omgezet is in amfibool, waarbij
duidelijke, donkere corona's gevormd worden. Granaat vormt vaak fraaie
corona's om pyroxeenkristallen in mafische hogedrukgranulieten. Coronavorming
komt verder veel voor rond olivijn in gabbro's en plagioklaascorona's rond
granaat in granaatamfiboliet.
Metablastisch
Is een metamorfe structuur waarbij in gesteenten talrijke nieuwgevormde
kristallen voorkomen, die iets groter zijn dan de mineraalkorrels in de
grondmassa. Ze verlenen het gesteenten een porfierisch uiterlijk.
Terzijde
In bovenstaande uitdrukkingen komt heel vaak het woord 'blast' voor. Onder metamorfe omstandigheden
ontwikkelen nieuwgevormde mineralen zich vanuit groeikernen tot zichtbare kristallen. Deze
nieuwvormingen noemt men blasten of metablasten. Vormen blasten grote kristallen in
verhouding tot hun omgeving dan duidt men deze aan als 'porfyroblast'. Porfyroblasten lijken op
eerstelingen in porfierische stollingsgesteenten. Het groeiproces van nieuwe kristallen in metamorfe
gesteenten noemt men 'blastese'. Gesteenten met veel blasten worden daarom wel metablastiet
genoemd.