Kolonies van tabulate koralen munten doorgaans niet uit
door sierlijke vormen, zoals je die wel ziet bij veel recente
rifkoralen. Tabulaten vormen meest compacte, massieve
kolonies, met in sommige gevallen op het kolonieoppervlak
knobbel- of kort vingervormige uitwassen.
Toch zijn uit Silurische kalkafzettingen ook struikvormig vertakte
tabulaten bekend, zij het met één beperking. De kolonies komen
nooit compleet met al hun vertakkingen uit de kalksteen te voorschijn,
in losse vorm als strandrolsteen of als zwerfsteen al helemaal niet.
Struikvormig vertakte tabulate koralen kennen we uitsluitend in de
vorm van fragmenten. Desondanks krijgen we uit takdoorsneden,
die aan de buitenzijde van de kalkstenen zichtbaar zijn, wel een
beeld van de kolonievorm: grof – of meer fijnvertakt met slanke
of juist dikkere takdoorsneden.
Een aantal van deze struikvormig vertakte tabulaten komen ook
als zwerfsteen voor. In de kalkrijke keileem op de noordelijke
Hondsrug zijn ze niet zeldzaam. Jammer is dat het ook in deze
gevallen om kleine, losse of nog in kalksteen ingebedde takfragmenten
gaat.
In eerdere hoofdstukken over favosieten en thecia's werd gewezen
op het feit dat takvormig ontwikkelde typen en soorten binnen deze
twee groepen ook voorkomen. Vooral bij Thecia confluens is de
vertakte groeiwijze erg duidelijk. Van Favosites zijn zwerfstenen
gevonden van kolonies met een onregelmatige vorm en dito oppervlak,
waarop korte, vinger- of takvormige uitstulpingen aanwezig zijn. Op
doorsnede bezitten deze uitwassen een structuur die overeenkomt
met die bij struikvormig vertakte tabulaten.
Uit de vondsten wordt niet duidelijk of het groeiproces van takken
en uitstulpingen bij tabulaten snel verliep. De indruk is dat aan de
top van de takken in een relatief snel tempo nieuwe corallieten
gevormd werden. Ontogenetisch oudere corallieten worden in de
centrale takgedeelten omgeven door talrijke juveniele individuen.
Bovendien bezitten alle corallieten op die plaatsen dunne wanden
en dito tabulae. Ook septale stekels zijn slechts in gering aantal
aanwezig; niet zelden ontbreken deze.
Bij de vorming van koraaltakken valt een bijzonder groeiproces op.
In eerste instantie groeien nieuw gevormde corallieten aan de top
van de takken 'rechtdoor', in het verlengde van de koraaltak. Naar
mate de corallieten in lengte en breedte toenemen, buigen ze meer
of minder abrupt af naar de buitenzijde van de tak. Tegelijk vertraagde
de groei. Kalk dat door het organisme uit zeewater werd opgenomen
en gebruikt werd voor de bouw van het skelet, ging ondanks de
vertraagde groei van de corallieten onverminderd door. Het gevolg
is dat de wanden van de corallieten sterk in dikte toenemen. De
binnenruimte ervan (tabellarium) wordt hierdoor erg smal of groeit
zelfs helemaal dicht.
Ook de overige skeletelementen in de corallieten
verdikken zich. Septale naalden worden talrijker en duidelijker
zichtbaar en ook de tabulae staan dichter op elkaar. Vaak zijn deze
laatste in de perifere gedeelten van de takken incompleet, d.w.z. ze
lopen niet langer horizontaal van wand tot wand, maar zijn schuin
en alternerend boven elkaar in de corallieten geplaatst. Aan overlangse
takdoorsneden is dit goed zichtbaar.
De verdikking van de skeletelementen door stereoplasma in de
buitendelen van de takken heeft tot gevolg dat op dwarsdoorsneden
een meer of minder brede, witachtige rand te zien is. Deze zoom
duidt men aan als stereozone. In de stereozone zijn de corallieten
en hun onderdelen maar met moeite van elkaar te onderscheiden.
De corallieten monden bij de meeste soorten loodrecht aan de
buitenzijde van de takken uit.
Parastriatopora
Dit is een tamelijk plomp gebouwde, eenvoudig dichotoom vertakte
tabulaat, waarvan we de doorgaans tamelijk dikke fragmenten zowel
los als in kalksteen aantreffen. Karakteristiek is dat Parastriatopora
op dwarsdoorsnede uit twee delen lijkt te bestaan. We kunnen een
axiaal gedeelte onderscheiden, dat ingenomen wordt door dunwandige
hoekige corallieten. Daaromheen is een witgekleurde, perifere rand
aanwezig (=stereozone), waarin de wanden van de corallieten door
stereoplasmatisch weefsel sterk verdikt zijn. De afzonderlijke
skeletstructuren zijn hierdoor niet of slechts met moeite te herkennen.
De corallieten buigen vanuit het centrum van de takken straalsgewijs
af naar de buitenkant, waar ze loodrecht op de takrichting uitmonden.
In het centrum van de takken tonen de corallieten hoekige doorsneden.
De grootste meten ca. 2,2 mm. Opvallend is dat tussen de hoekige
corallieten in de centrale delen van de takken talrijke juveniele exemplaren
voorkomen. De wanden van de corallieten zijn dun, het verloop ervan is
ietwat onregelmatig golvend en op plaatsen waar de corallieten contact
hebben met juveniele individuen, zijn de wanden gebogen. Jonge
corallieten bezitten hierdoor afgerond hoekige doorsneden.
Hoek- en wandporiën zijn vooral aan dwarsdoorsneden goed op te merken.
Septale stekels zijn soms aanwezig. De tabulae in de niet verdikte centraal
gelegen corallieten lopen meest horizontaal, naar mate de corallieten naar
de buitenzijde van de takken afbuigen staan de tabulae dichter op elkaar.
Bovendien zijn ze op die plaatsen niet compleet, maar zijn ze vaak
alternerend boven elkaar gestapeld. Duidelijke wandverdikkingen van
de corallieten treden pas op als deze vrijwel loodrecht op de as van
de koraaltakken gericht staan.
Bij Parastriatopora is de breedte van de stereozone variabel. Of dit
soortgebonden is, is niet bekend. Uit zwerfsteenvondsten blijkt dat
typen met een relatief brede stereozone vrij plotseling een verdikking
van de corallietwanden te zien geven. De overgang van dunwandig naar
dikwandig verloopt abrupt. Typen met een smallere stereozone vertonen
een meer geleidelijke verdikking van de skeletstrukturen. Vandaar dat
we het radiaalstralige verloop van corallieten hier nog goed kunnen
volgen. Bij deze typen treden wandverdikkingen pas op in de meest
naar buiten gelegen gedeelten van de corallieten.
De hoekige doorsneden van de corallieten zijn ondanks de skelet-
verdikkingen aan de buitenzijde van de takken nog goed herkenbaar.
Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een duidelijk ontwikkelde,
donker getinte 'dark line'. Deze donkere lijntjes worden gevormd door de
vergroeide buitenwanden van aan elkaar grenzende corallieten.
De corallieten aan de buitenzijde van de takken zijn onregelmatig
polygonaal van vorm, soms zelfs ietwat uitgerekt, met veelal sterk
golvende of zelfs zigzag verlopende wanden. Het wandverloop van de
corallieten contrasteert sterk met dat in de axiale takgedeelten. Doordat
aan de buitenzijden van de takken nagenoeg geen juveniele corallieten
meer voorkomen, wordt de indruk gewekt dat deze, ondanks hun
onregelmatige doorsnede, gemiddeld genomen even groot zijn. Ze zijn
2,5 tot 3 mm in doorsnede.
Pachypora
Kolonies van deze soort zijn struik- of boomvormig vertakt. Wat bij
Pachypora direct opvalt is, dat een relatief groot deel van de takken
ingenomen wordt door de witachtig gekleurde stereozone. De koraaltakken
zijn echter veel slanker dan bij Parastriatopora; ze zijn nooit dikker dan
één centimeter, meestal dunner. Een ander verschil is dat de takken uit
veel minder corallieten zijn samengesteld. Hierdoor wordt de indruk
gewekt dat deze laatste, in verhouding tot de takgrootte, fors uitgevallen
zijn. Dit beeld wordt nog versterkt doordat de corallieten schuin aan het
takoppervlak uitmonden, waardoor de corallietopeningen groter lijken.
De corallieten bezitten polygonale doorsneden, hoewel enkele een meer
afgeronde vorm bezitten. Het aantal dunwandige corallieten in de centrale
delen van de takken is gering. Vanuit het midden van de takken stralen
deze uit naar de buitenzijde, waar ze schuin aan het oppervlak uitmonden.
Wandporiën zijn aanwezig, maar vallen door hun geringe aantallen niet op.
Septale naalden komen alleen voor in de perifeer verdikte delen van de
corallieten. Tabulae zijn eveneens talrijk aanwezig, ze zijn meest
horizontaal of ietwat concaaf gebogen.
Zo nu en dan komen van Pachypora typen voor waarbij de koraaltakken
enigszins afgeplat en onregelmatig met elkaar vergroeid zijn.
Laceripora
Deze vertakte tabulate koraal is als los fragment of ingebed in kalksteen
in de keileem van de noordelijke Hondsrug algemeen te vinden. Uit het
vaste gesteente in het oostelijke Oostzeegebied is bekend dat deze
koraalsoort hoogslanke, dendritisch vertakte kolonies vormt. Helaas
merken we daar in onze zwerfstenen weinig of niets van. Hooguit vinden
we een enkele maal kalkzwerfstenen met takfragmenten die langer zijn
dan een decimeter, met takdiktes die oplopen tot iets meer dan 1,5 cm.
In sommige gevallen is te zien dat de koraaltakken van Laceripora zich
eenvoudig dichotoom vertakken.
Laceripora wordt het meest gevonden in lichtkleurig gelaagde kalkstenen.
Soms komt Laceripora zeer talrijk in de kalkstenen voor, vergezeld van
stromatoporenfragmenten. Duidelijk is dat deze gelaagde kalkstenen
ontstaan zijn uit rifdebris, samengesteld uit een massa gebroken
koraalfragmenten en vingervormige takken en brokstukken van
stromatoporen, dat zich aan de voet van riffen heeft opgehoopt.
De corallieten in de koraaltakken divergeren vanuit het centrum naar
buiten. Ze monden loodrecht aan de buitenkant uit. In de perifere delen
van de takken zijn de corallietwanden door stereoplasma verdikt.
Hierdoor lijkt het alsof de koraaltakken door een meer of minder dikke
witachtige rand omgeven te zijn. In deze stereozone bevatten de
corallieten op de binnenwanden talrijke septale naalden. In de centraal
gelegen corallieten ontbreken deze.
Tabulae zijn talrijk aanwezig. In de corallieten staan ze gemiddeld dicht
opeen. Merkwaardig is dat de tabulae in aangrenzende corallieten op
dezelfde hoogte in de buisjes zijn geplaatst. Aan overlangs aangesneden
koraaltakken is goed te zien dat de tabulae daardoor boogvormig boven
elkaar gerangschikt zijn.
De corallieten zijn op doorsnede polygonaal. Poriën zijn talrijk op de
corallietwanden aanwezig. Op dwarsdoorsnede veroorzaken de relatief
grote poriën duidelijke onderbrekingen in het wandverloop van de
corallieten. Septale naalden zijn talrijk. In combinatie met de wand-
onderbrekingen, veroorzaakt door poriën, tonen de corallieten in de
axiale delen van de takken op doorsnede een hakerig patroon. De
vergelijking met craquelé dringt zich op.
Subalveolitella
Zwerfsteentjes van deze soort zijn niet erg algemeen. Doorgaans zijn
het fragmenten van onregelmatig vertakte, kleine kolonies. De corallieten
zijn op doorsnede polygonaal. In het centrale of axiale gedeelte van de
takken zijn ze dunwandig, in de perifere delen hebben de corallieten
duidelijk dikkere wanden zonder dat direct sprake is van een witachtige
stereozone.
De op dwarsdoorsnede veelhoekige corallieten lijken tegelijk iets
rondachtig te zijn. Dit wordt veroorzaakt door een verdikking van de
wandjes in de hoeken van de corallieten. Hierdoor wordt een beeld
verkregen van een vijf- of zeshoekig buisje met een rondachtige
binnenomtrek. De doorsnede van de corallieten is ca. 0,5 tot iets
meer dan 1 mm. De tabulae zijn dun, de plaatsing in de buisjes is
onregelmatig. Soms verlopen ze schuin, soms horizontaal.