Veldspaatvervangers? Zijn die er ook? Ja en ook in zwerfstenen, maar zeldzaam. Veldspaten hebben een chemische samenstelling waar silicium een vast onderdeel van is. Zonder silicium geen veldspaat. In sommige gevallen zit in gloeiend vloeibaar magma te weinig silicium om alle veldspaten te vormen en dan ontstaan veldspaatvervangers.
Veldspaatvervangers noemt men ook wel foïden. Het bekende mineraal nefelien, dat o.m. in sommige basalten voorkomt, is vooral bekend van zwerfsteensoorten als lardaliet en foyaiet uit het Oslo-gebied in Zuid-Noorwegen.
leggen we de chemische formules van kaliveldspaat en nefelien naast elkaar, dan blijkt daaruit het gebrek aan silium. Bij kaliveldspaat hoort de formule KAlSi3O8, bij nefelien daarentegen (Na,K)AlSiO4.
Foïden komen nooit voor samen met kwarts. Beide mineralen sluiten elkaar uit. Vrije kwarts, zoals in granieten, treedt op als er sprake is van een overmaat aan silica. Na de vorming van veldspaten kristalliseert de overblijvende SiO2 uit als kwarts. Bevat een gesteente kwarts, dan ontbreekt nefelien ten ene male.
Nefelien vormt dikwijls onregelmatige, soms idiomorfe, zuilvormige kristallen. Deze zijn melkachtig-grijs troebel, grijsbruin of zelfs oranjerood van kleur. Het breukvlak is onregelmatig en bezit een typisch vettige, olie-achtige glans. Nefelien verweert makkelijk. Het laat putten na in het oppervlak, die deels gevuld zijn met een geelachtig verweringsresidu. Bij foyaieten is dit vaak het geval. Nefelien is ook minder hard dan kaliveldspaat en plagioklaas. Het is met een mes te bekrassen. Bij twijfel geeft een behandeling met verwarmd zoutzuur uitslag: nefelien verandert hierdoor in een soort kiezelgel.