Bij een duidelijker parallelle rangschikking van paleosomen en
neosomen gaan phlebitische migmatieten over in het stromatisch
type. Zwerfstenen van dit type vertonen een ‘gelaagde’ structuur,
die uit een afwisseling van donkere en lichte banden en bandjes
bestaat. De lichtkleurige zijn smalle of bredere evenwijdig
lopende leucosomen, die van elkaar gescheiden worden door
donkerder gekleurde banden van gneis (paleosoom).
De neosomen bestaan doorgaans uit lichtkleurige graniet, die
vaak grofkorrelig en niet zelden pegmatietisch van aard is. De
afzonderlijke leucosomen kunnen plaatselijk verdikkingen
vertonen of uitdunnen. Opvallend bij stromatische typen is dat,
de leucosomen aan weerszijden vaak begrensd zijn door een
smalle zwarte rand, de melanosoom. Deze bestaat geheel uit
donkere mineralen, doorgaans biotiet.
Van stromatische migmatieten werd eerder wel verondersteld
dat de leucosomen ontstonden door van elders aangevoerd
magma, dat tussen de schistositeitsvlakken van de gneis
geïnjecteerd werd (lit-par-lit). De melanosomen rond de
leucosomen maken duidelijk dat dit niet het geval is. De zwarte
randen bestaan uit de niet gesmolten resten van de paleosoom,
waaruit de makkelijker smeltbare veldspaten en kwartsen zijn
verdwenen.
Dikwijls is in stromatische migmatieten een verschijnsel te zien
waarbij de leucosomen in fragmenten zijn gebroken of uiteen
getrokken zijn tot iets dat bekend staat als ‘pinch and swell structure’.
Hierbij is de leucosoom verdeeld in dikkere lensvormige en
tussengelegen, dunne streepvormige partijen. Soms is door
tektonische oorzaken de leucosoom uit elkaar getrokken tot
afzonderlijke, worstvormige fragmenten. Deze ‘worstjesstructuur’
in migmatieten noemt men boudinage.