Het begin van het Holoceen markeert ook het begin van het Mesolithicum

(midden-steentijd). Een scheiding tussen het Laat-Paleolithicum en het

Mesolithicum is echter moeilijk exact aan te geven, evenals de overgang

van het Mesolithicum naar het Neolithicum.

 

 

Vaak wordt aangegeven dat het mesolithische landschap door een veel

sterkere begroeiing met allerlei soorten bomen en struiken er totaal anders

uit zag dan daarvoor. In ieder geval zal de begroeiing van het landschap

veel gevarieerder zijn geweest. De toename van de vegetatie had mede tot

gevolg dat er allerlei grote zoogdieren in het landschap verschenen, zoals

elanden, beren, edelherten en oerossen.
 

 

Mesolithicum

Geromantiseerde weergave van het leven tijdens het Mesolithicum

 

 

 


De wijze waarop men in het Mesolithicum vuursteen bewerkte verschilde

niet wezenlijk van die uit de voorgaande periode. Wel is het zo dat men

zich specialiseerde in het maken van zgn. microlieten – in verhouding

kleine tot zeer kleine werktuigen van vuursteen. Dit zou te maken gehad

kunnen hebben met de slechtere kwaliteit van de vuursteen. In die tijd

was men nog helemaal aangewezen op de voorraad vuursteen die uit de

grond kon worden opgeraapt. De kwaliteit daarvan was door vorstwerking

in het algemeen niet best. Hier komt nog bij dat door  toename van de

begroeiing de mogelijkheid tot het vinden van geschikte vuursteen ook

sterk verminderde.
 

 

 

Mesolithicum_schrabbers Mesolithicum_pijlpunten_abcd Mesolithicum_trapeziumspitsen

Vuursteen schrabbers, Mesolithicum

Vuursteen pijlpunten, type a,b,c.d. Mesolithicum

Trapezium spitsen van vuursteen, Mesolithicum. Van links naar rechts: symmetrische trapeziumspits, rechthoekige trapeziumspits, symmetrische trapeziumspits, asymmetrische trapeziumspits

 


 

Mesolithicum_kernbijl Mesolithicum_kernbijl_met_tranchetslag

Vuursteen kernbijl, Mesolithicum

Vuursteen kernbijl met tranchetslag, Mesolithicum

 

 


Vuursteen is weliswaar zeer resistent tegen chemische verwering -

bodemzuren hebben vrijwel geen vat op het gesteente - maar het is wel

gevoelig voor vorstwerking. Door opname van water ontstaan bij het

bevriezen spanningen in het gesteente. Dat leidt tot de vorming van

barsten en het afspringen van scherven. Het bewerken van stukken

oppervlaktevuursteen laat daarom niet toe dat men er grote werktuigen

van kan maken. Het risico op breuk is te groot. Dit zou de reden kunnen

zijn waarom men in het Mesolithicum wel gedwongen was om over het

algemeen kleine werktuigen te fabriceren. Grotere werktuigen als bijlen 

zijn vaak van een grofkorreliger type vuursteen gemaakt. Die was minder

gevoelig voor vorstinwerking.
 

 

Vuursteen_met_vorstplijting Vuursteen_met_vorstsplijting_2

Vuursteen met barsten veroorzaakt door vorstwerking

Vuursteen met vorstsplijting en vorstbarsten

 

 

 

 

Vuursteen_met_vorstbarsten_-_Gasselte_Drjpg

Grijze vuursteen met talloze barsten die veroorzaakt zijn door vorstwerking. De grijsblauwe kleur is patina, veroorzaakt door chemische verwering van het buitenste laagje vuursteen. De scheuren in het oppervlak lopen door tot in het binnenste van de steen. Deze vuursteen zou totaal ongeschikt zijn voor het maken van gebruiksvoorwerpen. Bij de eerste slag valt de kei in talloze scherpkantige fragmenten uiteen.


 

 

Mogelijk dat de wijze van voedsel verzamelen ook een reden was waarom

men veel kleine werktuigen maakte. Het voedsel bestond destijds uit

allerlei soorten jachtwild als haas, hert, wild zwijn, vogels, maar ook veel

vissen. Daarnaast verzamelde men in het groeiseizoen knollen, noten,

bessen en eieren.

 

 

Rolsteenhamers
 

Hoewel het gebruik nog steeds mysterieus is, zijn ze in de archeologie goed

bekend. Ze staan bekend als rolsteenhamer of onder hun Duitse naam 'Gerollkeule'.  Er zijn inmiddels tientallen van gevonden. Rolsteenhamers

zijn ronde of enigszins ovale, afgeplatte stenen met een gat in het midden.

Ze zijn meest van kwartsitische zandsteen gemaakt. De meeste rolsteenhamers

zijn doorboord waarbij de gaten aan weerszijden trechtervormig tegenover

elkaar liggen. Sommige rolsteenhamers bezitten een gewone rechte doorboring.

 

 

In een aantal gevallen is de doorboring afwezig maar zijn er wel komvormige

uithollingen (dellen) aanwezig. De vorm van de rolsteenhamers is verkregen

door pecking. Met andere stenen werd het zandstenen werktuig met korte

slagen bewerkt tot de uiteindelijke vorm werd bereikt.

 

 

 

 

RolsteenhamerFriesland Rolsteenhamer

Rolsteenhamer van kwartsitische zandsteen.

Rolsteenhamer van kwartsitische zandsteen met een niet doorboord gat.

 

 


Zoals gezegd is onbekend hoe en waarvoor rolsteenhamers gebruikt zijn.

De naam hamer suggereert een slagwerktuig. Hoewel dat niet geheel

uitgesloten is, zijn de beschadigingen die men op deze voorwerpen

aantreft niet dusdanig dat deze dit gebruik verklaren. Uit vondsten blijkt

dat rolsteenhamers aan een relatief lange houten steel geschacht waren.

Men heeft wel gedacht aan het gebruik als handlagers voor het boren van

vuur, slingerstenen voor de jacht, klopsteen voor het maken van andere

werktuigen, verzwaringen van graafstokken e.d. Duidelijk is dat de meeste rolsteenhamers uit het Mesolithicum dateren.

Het gebruik ervan loopt door tot in het Neolithicum.

 

 

 

Kookstenen
 

Onder meer bij Nieuwe-Pekela in Oost-Groningen heeft men op

dekzandruggen en zandkopjes resten aangetroffen van honderden

haardkuilen. De kuilen tekenen zich door hun afwijkende opvulling

duidelijk af tegen het geelachtige dekzand. Ze zijn in een tijdsbestek

van zo’n tweeduizend jaar aangelegd (7500 tot 5500 v. Chr.).  
De haardkuilen markeren kampementen van rondtrekkende groepen

jagers/verzamelaars. Vaak vindt men in de onmiddellijke omgeving van

de haardkuilen veel vuursteenafval en weggeworpen werktuigen.  De

haardkuilen zelf zijn in het dekzand ingegraven. Ze zijn doorgaans een

halve meter diep of nog iets meer en hebben een doorsnee van zo’n 50 cm.

In de kuilen kon men destijds op een bijzonder efficiënte manier een

vuurtje stoken en onderhouden. In een paar van de haardkuilen heeft

men temidden van houtskoolresten zwerfstenen gevonden. De meeste

waren gebarsten of vertoonden een typisch scheurenpatroon dat aan

grof craqueleerd porselein doet denken. We hebben hier te maken met

stenen die door herhaaldelijk verhitten in vuur verbrand zijn.

 

 

 

Alandgranietporfier_verbrand Verbrande_zwerfstenen Kooksteen

Verbrande mesolithische kooksteen van Alandgranietporfier.

Verbrande zwerfstenen, rechts graniet met daarvoor gruis dat met de nagel kan worden losgepeuterd, links een porfier (rode oostzeeporfier).

Verbrande en gebarsten kooksteen van rode kwartsitische zandsteen.

 


 


De zwerfkeien in de kuilen zijn waarschijnlijk gebruikt om op een snelle,

efficiënte manier water en misschien ook andere vloeistoffen aan de kook

te brengen. Nadat ze gebarsten waren werden ze waardeloos en bleven ze

als mesolithisch huisafval in de kuilen achter. De zwerfstenen moeten door

de rondtrekkende mensen van elders zijn meegenomen. In de directe

omgeving komen ze niet voor. De dichtsbijzijnde plaats waar men

zwerfstenen van het oppervlak heeft kunnen oprapen ligt bij het

Oost-Groningse Alteveer. Op de lage stuwheuvels daar zijn talrijke

zwerfstenen te vinden. Hemelsbreed is dit enige kilometers van

de locaties met de haardkuilen verwijderd.
 

 

Terug

 

 

 
 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter