Grote keien spreken tot de verbeelding. Denk maar aan de duizenden kilo's zware steenblokken waar de hunebedden in Drenthe mee gebouwd zijn. Veel mensen staan met ontzag naar deze prehistorische monumenten te kijken. Geen tien sterk mannen zijn in staat deze keien te verplaatsen, laat staan ze te tillen. Toch vormen de grootste hunebedkeien, keurig naast elkaar, het 'dak' van deze steentijdgraven. Geen wonder dat men vroeger dacht dat een uitgestorven volk van reuzen de enorme keien had opgestapeld.
|
Zo stelde Johannes Picardt zich voor hoe de Drentse hunebedden tot stand waren gekomen. De keien waren door een inmiddels verdwenen volk van reuzen op elkaar gestapeld. |
Hunebedden zijn in de middeleeuwen en ook daarna vaak als 'steengroeve'
gebruikt. De keien bestonden uit keihard materiaal, waar men kerktorens en muren mee kon
bouwen en dijken mee kon versterken. Met allerlei gereedschap, waaronder
vooral buskruit, liet men de grote keien in stukken springen. De
brokstukken bekapte men vervolgens tot rechthoekige bouwstenen of men
maakte er andere voorwerpen uit die men toen belangrijk of nuttig vond.
Maar niet alleen hunebedden vielen ten prooi aan begerige handen. In de
19e eeuw was de handel in veldkeien 'booming business'. Meer dan honderd jaar lang
groef men haast op industriële wijze keien uit de bodem. Men gebruikte
de stenen om wegen mee aan te leggen, boerenerven mee te verharden, maar vooral
om ze tot steengruis te kloppen voor de aanleg van macadamwegen. Miljoenen
keien zijn toen uit de Drentse bodem opgespit. De handel en daaraan
gekoppelde werkzaamheden waren zo lucratief dat talrijke arbeiders uit de
veenstreken wegtrokken om op de Hondsrug keien te delven. Het werk daar leverde
hun een betere boterham op.
Alle stenen groter dan een duivenui werden apart gehouden, gesorteerd en
verkocht. Om een indruk te krijgen van de enorme hoeveelheden keien die men
op de oostelijke tak van de Hondsrug opgroef, is het feit dat men rond Buinen uit zo'n 100 vierkante
meter heideveld, niet zelden meer dan 5000 kg stenen te voorschijn bracht!
Het zoeken naar grote keien was het werk van specialisten. Steenroders, zoals
men deze mensen noemde, liepen over het veld en staken met dunne ijzeren
pennen in de zandgrond. Voelden ze weerstand, dan werd een gat gegraven. Zo kwamen
soms heel grote zwerfkeien te voorschijn. Deze brachten nog meer geld op dan de
kleinere. Ze werden gebruikt om de zeeweringen rond de voormalige Zuiderzee te
versterken. De grootste zwerfblokken liet men met buskruit springen. Op deze
wijze zijn vooral in het Hondsruggebied enorme hoeveelheden stenen uit de
bodem opgegraven en verdwenen. Drenthe veranderde daardoor heel geleidelijk van een bijzonder
keienrijke provincie in één met nog maar weinig zwerfkeien. Toch zijn zwerfkeien nog
wel te vinden en gelukkig op sommige plaatsen verrassend veel.
Grote zwerfkeien zijn zeldzaam. Dat waren ze vroeger ook al, maar nu helemaal.
Komt men ze bij toevallig bij graafwerkzaamheden tegen, dan vormen ze vaak nieuws. Omdat de keien
letterlijk in de weg liggen worden ze doorgaans onder grote belangstelling
met zwaar materieel verplaatst. Gelukkig gaan de meeste grote zwerfblokken niet meer
verloren. Ze krijgen over het algemeen een prominente plaats in de buurt of in het dorp.
In deze grote gneisgraniet heeft men in het verleden rijen boorgatengemaakt met de bedoeling de steen met behulp van ingeslagen wiggen te splijten. Deels is dat ook gebeurd, maar de beroerde steenkwaliteit heeft de kei van de totale ondergang gered - Maaslaan, Groningen. |
Vooral na de Tweede Wereldoorlog zijn in Noord- en Midden-Nederland bij
graafwerkzaamheden talrijke opmerkelijke en soms zeer grote keien opgegraven.
Bijna altijd gaat het om toevallige vondsten. Ook in buurlanden als Duitsland
en Denemarken komen regelmatig enorme keien uit de bodem te voorschijn.
Meermalen blijken die van ons daarbij vergeleken maar kleintjes te zijn.
Een aantal van deze opmerkelijke zwerfblokken worden in onderstaande
hoofstukken besproken en afgebeeld.