Vuursteen behoeft nauwelijks introductie. Bijna iedereen, kinderen voorop, hebben op bospaden, in zandverstuivingen of op het heideveld vuursteentjes opgeraapt. De glimmende steentjes zijn voor jong en oud onweerstaanbaar, waarschijnlijk ook omdat ze met het maken van vuur in verband gebracht worden. De steentjes voelen glad aan, bezitten een aantrekkelijke kleur en glimmen vaak alsof ze gelakt zijn. Bovendien kun je er fossielen in vinden.
Vuursteen is een hard, glasachtig gesteente, waar je mee kunt snijden en vuur maken. Pas echter met dit laatste op. Vuursteen is wel hard maar tegelijk ook bros. Het verspinterd snel. En vuur maken? Dat doe je niet door twee vuurstenen tegen elkaar aan te slaan. Daarisd iets anders voor nodig: een vuurslag, gemaakt van een speciaal soort, zacht ijzer.
Vuursteen oogt weliswaar als een gesteente, maar wat daar in de geologie onder begrepen wordt, daar voldoet vuursteen niet aan. Vuursteen vormt geen rotsen en al helemaal geen heuvels of bergen. Wat het dan wel is? Natuurlijk vormt vuursteen keiharde stenen. Het komt voor als kiezelconcreties of als verkiezeling in kalk- en krijtgesteenten. Daarin vormt het onregelmatige knollen, pijpen, lagen en platen. Het zijn deze knollen of fragmenten ervan die wij als zwerfsteen vinden.
Het bekendst is vuursteen uit de witte krijtrotsen langs de kanaalkusten
van Engeland en Frankrijk. De stranden liggen er vol mee. Ook
komt vuursteen veel voor in de 'mergel' van de St. Pietersberg in
Zuid-Limburg en aangrenzend België. Dat mergel tussen aanhalingstekens is geplaatst, komt omdat er helemaal geen sprake is van mergel . De 'mergel' van de St. Pietersberg is een zeer zuivere kalksteen. De toeristisch zeer bekende 'Mergelroute' in Zuid-Limburg getuigt van onbegrip bij communicatiebureau's die dit concept bedacht hebben. Deze misser is te vergelijken met de leisteen, die samen met de steenkool tot begin jaren zestig van de vorige eeuw uit de mijnen in Zuid-Limburg naar boven werd gehaald. Ouderen onder ons zullen zich kunnen herinneren dat in aardrijkskundeboekjes uit die tijd te lezen was: 'Limburgse leisteen, die op steenbergen werd gestort en waar je prachtige plantenfossielen in kunt vinden'. Deze 'leisteen' uit de Limburgse mijnen is niet anders dan sterk samengeperste kleki, dat in de geologie kleisteen genoemd wordt. Vermaal je kleisteen en je voegt water toe dan heb je weer plastische klei. En leisteen dan? Het scheelt weliswaar maar één letter, maar vormt een wereld van verschil. Leisteen is een metamorf gesteente dat bij hoge druk en een ietwat verhoogde temperatuur diep in de aardkorst door gebergtevormende krachten uit kleisteen is ontstaan. Hierbij is de mineralogische samenstelling totaal veranderd. Uit vermalen leisteen krijg je geen plastische klei.
Vuursteenknollen komen bij duizenden laagsgewijs boven elkaar in krijtgesteenten voor. De vuursteenlagen liggen doorgaans vrij dicht op elkaar en tekenen zich van enige afstand als donkere strepen in het witte gesteente af, op een wijze alsof deze met een lineaal getrokken zijn. Deze rijkdom aan vuursteen laat zich in delen van Zuid-Limburg aan het oppervlak opmerken als verweringsresidu bestaande uit miljoenen losse vuurstenen en fragmenten ervan. Het hoeft niet te verbazen dat in grind dat door de Maas is afgezet, veel rolstenen van vuursteen voorkomen.
Veel vuurstenen bezitten een opvallende glans. Windlak noemt men dat. Het lijkt alsof de stenen gelakt zijn. Het gladde oppervlak is veroorzaakt door verstuivend zand in de laatste ijstijd, waarbij het oppervlak van vuurstenen gezandstraald werd. Elke botsing met een verwaaid zandkorreltje veroorzaakte een klein krasje. Als dit lang achtereen voortduurt vertonen vuurstenen op den duur een lakglans. | Vuurstenen uit keileem missen de typische lakglans. Op plaatsen waar vuurstenen in de laatste ijstijd bloot stonden aan de zandstraalwerking van verstuivend zand, bezit het oppervlak een glans die aan vernis doet denken. |
Als noordelijke zwerfsteen is vuursteen bijzonder talrijk. Het is
ongetwijfeld het meest voorkomende zwerfsteentype. Dit ligt
vooral aan een van zijn eigenschappen. Vuursteen is
weliswaar hard, maar is tegelijk ook bros. Vuursteenknollen zijn
vrij gemakkelijk met de hamer te verbrijzelen. Daarbij ontstaan
talloze scherven en brokken met vlijmscherpe randen. Het
splinterige karakter van vuursteen maakt dat men het gesteente
met de nodige voorzorg moet behandelen. Met een hamer zomaar
vuurstenen doorslaan is niet zonder risico. Kleine splinters kunnen makkelijk
in de huid dringen of erger, ogen beschadigen.
Veel vuurstenen in Drenthe zijn door ijstransport en vooral
door vorstwerking in talrijke fragmenten gebroken. Een vuursteenknol
kan dus tientallen en meer scherven en dus ook zwerfstenen opleveren.
Dit is met de meeste vuurstenen die we in Noord-Nederland aantreffen het geval. Opgeraapte vuurstenen
zijn vrijwel altijd scherven en splinters van grotere knollen. Gave
onbeschadigde vuursteenknollen komen weinig voor.
Vuursteenknollen bezitten soms vormen die aan dieren doen denken. Het is een toevallige gelijkenis. Op de foto hierboven is een vuursteenknol afgebeeld van het strand van Horne Naes op Fünen in Denemarken, die aan een zeeleeuw doet denken. | Vuursteen is veelal glasachtig dicht. Door verwering krijgen veel vuurstenen een witachtige kleur, doordat het licht in de microporiën van de vuursteen verstrooid wordt. Dit verweringsverschijnsel bij vuursteen noemt men patina. |
In de ondiepe bodem en aan het oppervlak zijn vuurstenen blootgesteld aan weer en wind. Vorst veroorzaakt spanningen in het gesteente, die tot barsten en kleine scheurtjes leiden, die nauwelijks of niet te zien zijn. De prehistorische mens werd met deze mankementen geconfronteerd als hij werktuigen uit vuursteen wilde vervaardigen. Voor het maken van grote werktuigen waren onze zwerfstenen van vuursteen veelal niet geschikt. | Van de meeste vuursteen is niet te zeggen waar ze precies vandaan komen. Sommige bezitten echter kenmerken die een herkomstduiding mogelijk maken. Typisch gebande vuurstenen als deze komen vooral voor op het eiland Falster in Zuid-Denemarken. |
Drentse vuurstenen zijn van noordelijke herkomst. Ze komen
voornamelijk uit het zuidelijke Oostzeegebied, tussen Zweden en
Noord-Duitsland. Ook uit Denemarken zijn heel wat vuursteenknollen en fragmenten
bij ons terecht gekomen. De krijtafzettingen in die landstreken zijn in de
voorlaatste Saale-ijstijd op grote schaal door het landijs geërodeerd.
Het zachte krijtgesteente werd vermalen, lostte deels ook op,
de harde, chemisch zeer resistente vuurstenen bleven over.
Vuursteen is rijk aan fossielen. Het is beslist de moeite waard
om vuuurstenen op te rapen en deze van alle kanten te bekijken. Fossielen
vormen zwakke plekken in het gesteente, waarlangs het gesteente
makkelijk splijt. Zeeëgels vormen de belangrijkste groep fossielen.
Ook komen vrij talrijk afdrukken en steenkernen voor van mollusken
en brachiopoden. Klein, maar in enorme aantallen aanwezig, zijn
de minuscule witachtige takjes van bryozoën. Op sommige
vuursteenoppervlakken zijn ze bij honderden aanwezig, soms heel
fraai uitgeprepareerd. Hoewel specialistenwerk, kunnen met enige
moeite talrijke soorten onderscheiden worden.
Hoewel veel vuursteen uit de Krijt-periode dateert, zijn met name bryozoënvuurstenen afkomstig uit Vroeg-Tertiaire (=Danien) afzettingen. De kleine takjes waaruit de struikvormige kolonies van mosdiertjes waren samengesteld zijn in deze vuursteen bijzonder goed te zien. | Bryozoënvuursteen is wel een van de meest gevonden soorten vuursteen. Ze zijn voornamelijk afkomstig uit de zuidelijke Oostzee en Denemarken. De fraai rode kleur is veroorzaakt door ijzerverbindingen (hematiet). | Troebel witte, ondoorzichtige vuursteen noemt men wel hoornsteen vanwege de gelijkenis met het witte botmateriaal van hoornpitten en geweien. Hoornsteenachtige vuursteen bevat vaak afdrukken van bryozoën en soms ook van koralen.. |
Vuursteen is er in soorten, ook als zwerfsteen, maar een specifieke herkomst
in Zuid-Scandinavië zijn meestal niet aan zwerfstenen te koppelen. Typische
kenmerken om als gidsgesteente te dienen ontbreken aan vuursteen, op een paar
uitzonderingen na. De wit gestippelde of gevlekte Hanaskogvuursteen
van Kristianstad in Zuid-Zweden kan als gidsgesteente dienen. Deze
vuursteensoort staat ook bekend als Kristianstadvuursteen. Ook de
opvallend gestreepte Falstervuursteen kan als gidsvuursteen dienen.
Deze is afkomstig van het eiland Falster in Zuidoost-Denemarken.
Tenslotte is ook de typisch rode en roodgele vuursteen van Helgoland zo
karakteristiek, dat deze steensoort makkelijk te herkennen is. Jammer dat Helgolandvuursteen als zwerfsteen
uiterst zeldzaam is. De meeste zwerfstenen van vuursteen zijn wel te benoemen naar type, bijvoorbeeld
bryozoënvuursteen, okergele vuursteen, groenomrande vuursteen enz.
Hiervan ziet U hieronder een aantal voorbeelden.
Vuursteen bevat veel fossielen, meest in de vorm van afdrukken. Vaak komen we schelpafdrukken van brachiopoden en vooral van mollusken tegen. Deze geribbelde afdruk is van een oesterachtige (Inoceramus). | De bekendste fossielen in vuursteen zijn wel zeeëgels. Niet alleen komen ze relatief veel voor, ook de vorm en de structuur van de afdrukken spreken tot de verbeelding. In bovenstaande steen is de afdruk zichtbaar van een Stereocidaris, een regulaire zeeëgel. | Zeeëgels behoren tot de opvallendste fossielen in vuursteen. Stekels, schildjes en complete steenkernen van deze ongewervelde dieren komen verhoudingsgewijs het meest voor. |