Een kenmerk van metamorfe gesteenten is dat de minerale bestanddelen parallel aan elkaar gerangschikt zijn. Deze gesteenten maken van enige afstand een streperige, gebande indruk , die men vaak verward met gelaasgdheid. Echter, met gelaagdheid zoals in sedimentaire gesteenten heeft deze gestreeptheid niets van doen. In afzettingsgsteenten lopen de laagjes door, in metamorfieten daarentegen wordt de gelaagde indruk veroorzaakt door talloze dwarsdoorsneden van lens- of pannenkoek vormige, platgewalste mineralen. De evenwijdige rangschikking van mineralen in metamorfe gesteenten is het gevolg van eenzijdige ofwel gerichte druk en een verhoogde temperatuur tijdens de metamorfose.
Metamorfe gesteenten in het algemeen maar schisten in het bijzonder zijn dankzij hun dunne gestreeptheid (schistositeit) makkelijk te splijten. De rijkdom aan glimmer maakt dat deze gesteenten met een hamer makkelijk in platte platen te splijten zijn. Schisten komen ook als zwerfsteen voor, zij het mondjesmaat.
Schisten staan tussen fyllieten en gneizen in. Het zijn glimmerrijke
gesteenten. Vaak zijn twee glimmersoorten, muscoviet en biotiet,
aanwezig, soms ook afzonderlijk. Dit heeft te maken met de graad
van metamorfose.
Sericietschist - Zwerfsteen van Groningen. Serietschisten zijn prachtige gesteenten. Ze vertonen op het splijtvlak een zachte, zilverachtige glans of schittering, veroorzaakt door ontelbare bijzonder kleine schubjes van muscoviet. Het ribbelpatroon op het splijtvlak is het gevolg van drukverschijnselen tijdens de metamorfose. Schisten ontstaan doorgaans uit kleirijke sedimentgesteenten. Ze splijten in dunne platen. |
Kwartsietschist - Zwerfsteen van Groningen. Afhankelijk van het uitgangsgesteente en de samenstelling ervan kunnen schisten er zeer verschillend uit zien. Kwartsietschisten zijn ontstaan uit zandstenen die verontreinigd waren met kleideeltjes. Die laatste metamorfoseerden tot glimmerblaadjes, in dit geval de zilverwitte muscoviet. |
De makkelijke splijtbaarheid van schisten wordt veroorzaakt door
de grote aantallen dakpansgewijs gerangschikte glimmerblaadjes.
Splijtvlakken van een schist glinsteren op het breukvlak opvallend sterk. Vooral schisten
met zilverwitte muscoviet zijn door hun
sterke schittering op het breukvlak prachtige gesteenten. Glimmerschisten
splijten in millimeters tot centimeters dikke platen en plakken met een
zilver- tot enigszins goudglanzend oppervlak.
De minerale opbouw is eenvoudig, glimmerschisten bestaan
voor het grootste gedeelte uit kwarts en muscoviet. Een andere naam
voor zo'n gesteente is muscoviet- of micaschist. Veldspaat ontbreekt. Is dit
mineraal wel aanwezig dan hebben we met een gneis te maken.
Verspreid in het gesteente is vaak ook enige biotiet aanwezig.
Tussen de glimmermassa vormt kwarts dunne lensvormige aggregaatjes.
Naast zilverwitte micaschisten komen ook biotietschisten voor. Deze
ijzerhoudende zwarte glimmersoort verweert vaak tot goudglanzende
schubjes die het splijtvlak een brons- of goudglans verleent. Niet
zelden vallen sterk verweerde biotietschisten en dito gneizen uiteen tot fijnkorrelig gesteentegruis,
dat ogenschijnlijk rijk is aan 'goud'. Meldingen van vermeende
goudvondsten haalden in het verleden menigmaal de krant.
Muscovietschist - Zwerfsteen van Nijbeets (Fr.). Muscovietschist is nauw verwant aan kwartsietschist. Het hoofdbestanddeel is kwarts met daarnaast zeer veel zilverkleurige muscoviet. Kwartsietschisten bevatten zeer veel kwarts, vandaar dat deze in de steenhandel wel gebruikt worden als zeer slijtvaste tegels. |
Muscovietschist - Zwerfsteen van Stocksee (Dld.). In dit gesteente zijn de afzonderlijke glimmerblaadjes duidelijk zichtbaar. In zonlicht schitteren splijtvlakken zeer levendig. Doordat de glimmerblaadjes elkaar dakpansgewijs bedekken en glimmer uit zichzelf heel makkelijk in dunne blaadjes splijt, zijn schisten makkelijk met de hamer te splijten. In Zwitserland maakt men er wel dakpannen van. |
Glimmerschist - Zwerfsteen van Stocksee (Dld.). Schisten bestaan voornamelijk uit kwarts en mineralen als biotiet, muscoviet en hoornblende. Bevat het gesteente ook veldspaat dan verandert de naam in gneis. Deze glimmergneis vertoont op het splijtvlak grotere glanzende plekjes muscovietglimmer. Het zijn aggregaten. Vanwege hun grootte noemt men deze ook wel porfyroblasten. |
Glimmerschisten bevatten soms opvallend grote kristallen van
glimmer, granaat, hoornblende e.d. De kristallen doen denken
aan eerstelingen, maar zijn het niet. In metamorfe gesteenten
spreekt men van porfyroblasten, omdat de kristallen in het gesteente in vaste toestand door stoftoevoer zijn ontstaan bij een bepaalde druk- en
temperatuurverhouding.
Zwerfstenen van schist zijn niet erg algemeen. Veelal merkt men
ze niet op omdat ze als 'grijze muizen' tussen de andere stenen
niet opvallen. Pas bij doorslaan blijkt hun ware aard. Uit zwerfstenen
kennen we muscovietschist, tweeglimmerschist, biotietschist,
hoornblendeschist, granaatglimmerschist en kwartsietschist. Deze
laatste lijkt een 'gelaagde' zandsteen met op de splijtvlakken veel
muscovietglimmer. Het gesteente bestaat voor het grootste deel
uit kwarts.
Hoornblendeschist - Zwerfsteen van Norg (Dr.). Hoornblendeschisten vormen een groep bijzonder fraaie gesteenten. Op de splijtvlakken zijn de gitzwarte naalden en aggregaatjes van het mineraal hoornblende zichtbaar. De langstengelige hoornblende vormt aggregaten die aan korenschoven herinneren. Vandaar de naam 'garveschist'. Garve is een oud woord voor korenschoof. |
Hoornblendeschist - Zwerfsteen van Ertebölle, Limfjord (Dk.). Uit het kustgebied in Zuid-Noorwegen, westelijk van het Oslogebied, komen zwerfstenen die in een fijnkorrelige, aan borstplaat herinnerende grondmassa, opvallend grote zwarte hoornblende kristallen bevat. Door het sterke kleurcontrast zijn het opvallende gesteenten. |
Het mooist zijn zwerfstenen van sericietschist. Op de splijtvlakken
glanst het gesteente heel fraai zijdeachtig . Sericiet is zeer fijn
verdeelde muscoviet. Zwerfstenen ervan bezitten een grijze, tot
grijsgroene kleur.
Over de herkomst van schisten valt weinig te zeggen. In Zweden en
in Finland vormen deze gesteenten kleine, vaak geïsoleerde voorkomens
temidden van andere metamorfe gesteenten.