Je hebt fossielen die 'echt' zijn en fossielen die zijn achtergelaten door

een dier dat daar leefde of dat toevallig voorbij kwam. Beide soorten

fossielen komen we tegen onder de Scandinavische zwerfstenen. Echte

fossielen zijn doorgaans resten van dieren, de 'onechte' zijn afdrukken,

graas-, graaf- en woonsporen van organismen waarvan we niet weten

wat het waren en hoe ze er uit zagen; kortom levenssporen zijn 

getuigenissen van dierlijke aktiviteiten in gesteenten. Men duidt deze

sporen aan onder de verzamelnaam 'sporenfossielen' of 'levenssporen'.

Onder onze zwerfstenen van zandsteen zijn ze niet zeldzaam.

 
 
Sporenfossielen komen we het vaakst tegen in harde kwartsitische zandstenen
uit het Vroeg-Cambrium.  Zwerfstenen met deze fossielen zijn afkomstig van
geërodeerde zandsteenafzettingen in Zuid-Zweden en van de bodem van de
aangrenzende Oostzee. Ook van het Deense eiland Bornholm zijn ze bekend.
 
 
 
 
Wat zijn sporenfossielen?
 
Het deelgebied in de paleontologie dat zich bezig houdt met de
gevolgen van dierlijke activiteiten in afzettingsgesteenten noemt
men sporenkunde of ichnologie. De levenssporen die we in sedimentaire
gesteenten tegenkomen zijn nagelaten door organismen die zich in hun
leefmilieu hebben bewogen. Vaak was dat de bodem van de zee, maar
ook activiteiten van op land levende dieren kunnen als levensspoor in
gesteente bewaard blijven. Mooie voorbeelden hiervan zijn de talrijke
pootafdrukken van reptielen in de kalkmergel van Winterswijk.
 
 
Muschelkalk_pootafdrukken
Pootafdrukken van kleine reptielen op wadsediment - Muschelkalk, Winterswijk 
 
 
Graaf- en graassporen zijn het gevolg van doelbewuste verplaatsingen
en van eetgedrag. Slakken kunnen in korte tijd een flink deel van het
onderliggend substraat ontdoen van algen – ze leven daarvan. Daarbij
laten zij een karakteristiek sporenpatroon na dat een relatief groot
oppervlak inneemt. Hieruit blijkt wel dat uit de sporen niet op te maken
valt hoe groot het dier was en hoe zijn vorm. Hier komt nog bij dat
hetzelfde dier in verschillende leefomgevingen verschillende sporen
kan nalaten.
 
Ondanks de onzekerheid over soort en grootte van de maker, bezitten
veel sporenfossielen duidelijke morfologische kenmerken. Ze zijn vaak
voldoende om de sporen van een naam te voorzien. Daarom onderscheiden
we onder de sporenfossielen net als bij echte fossielen geslachten en
soorten. Wel moet we in gedachten houden dat de naam van het spoor
en die van de maker – als deze bekend is -  verschillend zijn.
 
Door het ontbreken van duidelijke vaste kenmerken hebben sporenfossielen 
vaak een geringe stratigrafische waarde. Neem bijvoorbeeld het levenspoor
Rhizocorallium. Dit levensspoor komt in verschillende vorm- en grootte
verhoudingen voor in allerlei Mesozoïsche en Tertiaire sedimenten, en ook 
in zwerfstenen.
 
 De samenstelling en het uiterlijk van een fauna van levenssporen in een
gesteente wordt sterk bepaald door het type biotoop. Gelijksoortige, zeer
talrijke graafsporen vinden we vaak in leefmilieus met bijzondere en wellicht
extreme levensomstandigheden. Voorbeelden hiervan komen we tegen in 
waddenafzettingen, maar ook in brakwater- en hypersaline sedimenten.
 
 
Rhizocorallium_-_Muschelkalk
Rhizocorallium, een gebogen kruipspoor in verhard wadsediment -
Muschelkalk, Eschershausen (Dld.) 
 
 
Om enigszins wegwijs te worden in de veelheid van sporenfossielen heeft
men ze op grond van uiterlijk en structuur in een classificatie ondergebracht.
 
 
De belangrijkste groepen zijn :
 
    - Kruip- en loopsporen
     - Graafsporen
     - Vraatsporen
     - Rustsporen
     - Woonsporen
     - Vluchtsporen
 
 
 
Voorbeeld van een kruipspoor
 
Trilobieten waren kreeftachtige zeebewonende dieren. Ze kwamen in grote
variatie en in grote aantallen voor vanaf het Cambium tot in het Perm. De
dieren hadden een pissenbed-achtig lijf met talrijke poten. De afdrukken
daarvan en de wijze van voortbewegen heeft in zeebodemsedimenten tal
van prachtige loopsporen nagelaten.
 
  
Cruziana
Cruziana - Ordovicium, Tassili N‘ajjer (Algerije) .
Trilobieten bezaten een groot aantal poten. Bij het lopen
over de weke slikbodem lieten zij een karakteristiek tweedelig
loopspoor na. Dit spoor is het negatief van een reuzentrilobiet.
Deze loopsporen worden ook wel ‘bilobieten’ genoemd omdat
ze uit twee delen bestaan, gescheiden door een groef.
 
 
 
Voorbeeld van een graafspoor
 
Zoophycos is een horizontaal of enigszins schuin staand graafspoor in
zeebodemsediment bestaande uit een serie gebogen en achterelkaar
liggende (graaf)structuren. In tegenstelling tot Zoophycos zijn de graafgangen
van Monocraterion verticaal in het sediment ingegraven.
 
 
Zoophycos_in_vuursteen_-_Werpeloh_Dldjpg Monocraterion
Zoophycos in vuursteen - Werpeloh (Dld.) Monocraterion  - Vledderveen (gr.)
 
 
 
Voorbeeld van een graasspoor
 
 
Graassporen ontstaan als organismen zich al etend over het bodemsediment
verplaatsen en hierbij karakteristieke bewegingssporen nalaten.
 
 
Scolicia Echinocorys_sulcata
Graassporen van irregulaire zeeëgels. Deze sporenfossielen noemt men Scolicia Irregulaire zeeëgel (Echinocorys sulcata - Werpeloh (Dld.)
 
 
 
Voorbeeld van een rustspoor
 
Rustsporen ontstaan als organismen in rust op het bodemsediment liggen en
daarbij een afdruk van de onderzijde van het lichaam in het weke
bodemsediment achterlaten. Later, als zij zich verplaatsen kan de afdruk van
het rustspoor bewaard blijven.
 
 
Rustspoor
 Rustspoor van een trilobiet. Rusophycus, Siluur - Kentucky, USA
 
 
 
Voorbeeld van een vraatspoor
 
Vraatsporen ontstaan o.m. in bodemsediment doordat organismen zich met
het bodemslik voeden. Hierbij ontstaan karakteristieke structuren in het
gesteente.
 
 
Diplocraterion_-_Hoge_Veld_Norg Diplocraterion Chondrites
Diplocraterion - Hoge Veld, Norg (Dr.) Zijaanzicht van een U-vormige graafgang. Diplocraterion. Tekening van de U-vormige graafgang. Chondrites zijn vertakte levenssporen. Ze ontstonden vaak in leefmilieus met een laag zuurstofgehalte. Chondrites komt voor vanaf het Cambrium.
 
 
 
 
Voorbeeld van een woonspoor
 
Woonsporen zoals bij Scolithos ontstaan doordat het organisme met behulp
van lichaamsslijm zandkorrels verkit tot een smalle verticale woonbuis.
De woonbuis staat op het bodemsediment en is er dus niet in weggegraven.
 
 
 
Buizenzandsteen_1_bovenzijde_-_Norg_DrJPG Buizenzandsteen_1_-_Norg_Dr
Buizenzandsteen (Scolithos linearis), bovenaanzicht - Norg (Dr.) Buizenzandsteen (Scolithos linearis), zijaanzicht - Norg (Dr.)
 
 
 
 
Sporenfossielen in Cambrische kwartsitische zandstenen
 
Hieronder volgen een aantal sporenfossielen die deels gevonden zijn in
kwartsitische zandstenen in de Keientuin van het Hunebedcentrum in
Borger.
 
 
Bioturbaat verstoorde zandsteen
 
 
Bioturbate_zandsteen_-_Damsdorf_Dldjpg            
Bioturbaat verstoord bodemsediment. Kwartsitische zandsteen uit het Onder-Cambrium - Damsdorf (Dld.)
  
 
 
De grillige patronen in de zandsteen hierboven zijn ontstaan doordat de
gelaagdheid van het zandige zeebodemsediment door gravende organismen
grondig is verstoord. Welk dier of dieren deze verstoringen hebben
veroorzaakt is en blijft onbekend. Vaak houdt men wormachtige organismen 
verantwoordelijk voor deze verstoringen. Fossiele resten daarvan zijn echter
nooit in deze zandstenen aangetroffen. Ook is het niet mogelijk aan dit type
graafsporen een specifieke naam te verbinden, zodat we moeten volstaan
met de hierboven gegeven aanduiding.
 
 
 
Levenssporen_in_zandsteen_-_Damsdorf_Dld.1 
Bioturbaat verstoorde zandsteen in een zandsteen. De maker van de sporen is onbekend.
Zwerfsteen van Dansdorf (Dld.).
 
 
 
In deze zandsteen is de oorspronkelijke gelaagdheid eveneens zeer sterk door
activiteiten van bodembewonende organismen verstoord. Opvallend zijn de twee
verticaal verlopende structuren. Ze lijken uit meerdere afzonderlijke graafgangen
te bestaan. Dit type levensspoor komt in allerlei variaties en kleuren voor.
De maker is onbekend.
 
 
Xenusion Auerswaldae
 
In de grindhopen bij een zandwinnigsbedrijf in Sellingerbeetse in Oost-Groningen
is niet lang geleden een kleine dichte grijskleurige kwartsitische zandsteen gevonden
met daarin een aantal korte reeksen met indrukken. De indrukken lijken op het
eerste gezicht raadselachtig, maar zijn vermoedelijk aindrukken van poten van een
polychaete worm, wellicht Xenusion. Dit mariene wormachtige dier leefde aan het
eind van het Precambrium of in het vroege Onder-Cambrium. In Nederland is dit
tot dusver de enige vondst.
 
 
Xenusion_-_Sellingerbeetse
De reeksen indrukken zouden afkomstig kunnen zijn van poten
van Xenusion, een gelede worm.
 
 
In Duitsland zijn van dit merkwaardige fossiel een paar vondsten bekend, waarvan
de bekendste hieronder is afgebeeld. Omstreeks 1935 is dit zandsteenfossiel gevonden
bij Sewekow in het oosten van Duitsland. Het kreeg de naam Xenusion auerswaldae.
De afdruk bevindt zich in een type zandsteen dat langs en in de Kalmarsund aan de
oostkust van Småland in Zuid-Zweden wordt aangetroffen. De afdruk is afkomstig van
een wormachtig organisme met talrijke gelede poten. Het fossiel toont overeenkomsten
met de recente onchopore (gelede worm) Peripatus uit Nieuw Zeeland.
 
 
Xenusion
 
 
 
 
     
 
Diplocraterion
 
Levenssporen van Diplocraterion zijn onder de sporenfossielen betrekkelijk
zeldzaam. Bovendien zijn de sporen niet altijd makkelijk herkenbaar. Het
hangt erg af van hoe ze in de zwerfsteen zijn aangesneden. Wormachtige
organismen hebben in het Vroeg-Cambrium in het strandnabije zeebodem
sediment U-vormig gebogen graafgangen achtergelaten. Qua vorm lijken
de graafsporen veel op van die van recente wadpieren (Arenicola marina).
 
Soms is in de zandstenen maar één U-vormige buis aanwezig, soms ook
veel meer. Het gebogen lijntjespatroon binnen de U-vormige graafgang wordt
wel ‘Spreite’ genoemd. Het ontstond door bewegingen van het dier in zijn
graafgang tijdens het uitbouwen ervan.
 
 
 
Diplocraterion_detail_-_Hoge_Veld_Norg
Typische doorsnede van de U-vormige graafgang van Diplocraterion. De gebogen lijntjes zijn verstoord bodemsediment , veroorzaakt door de graafactiviteiten van het organisme.
 
 
Het levensspoor is zoals gezegd gevormd in een strandnabije omgeving.  
Zwerfstenen ervan zijn afkomstig uit afzettingen langs de zuidoostkust van
Zweden of uit het oosten van het Deense eiland Bornholm en de onderzeese
voortzetting daarvan.
 
 
Wadpier
De wadpier (Arenicola marina) in zijn graafgang. Daarnaast het karakteristieke uitgescheiden hoopje bodemslik.
 
 
 
 
In zijn doorsnede lijken de gekromde Diplocraterionsporen wel op de
U-vormig gebogen graafgangen van de wadpier, een borstelworm die bij
tienduizenden in de zandig/slikkige bodem van de Waddenzee leeft. Op
het drooggevallen was vinden we van de wadpier de gaatjes en wormhoopjes
bij duizenden.
 
Het wormachtig dier bestaat uit segmenten die elk voorzien zijn van stijve
haren (borstels). Bij de wadpier zijn de haren ingeplant op voetstompjes,
waardoor het lijkt alsof ze pootjes bezitten. Door het lichaam te strekken
en vervolgens samen te trekken bewegen ze zich voort.
 
Wadpieren maken graafgangen die overeenkomsten vertonen met Diplocraterion.
Ze leven van het organisch materiaal dat in het slik aanwezig is.
 
 
 
 
Diplocraterion_-_Horne_Land_Fnen_Denjpg Diplocraterion_zijaanzicht Diplocraterion_-_Werpeloh
Diplocraterion met U-vormige graafgang  - Horne Naes, Fünen (Dk.) Naar onderen versmalde U-vormige graafgang van Diplocraterion lyelli. Door de zwakke verkitting van de zandkorrels zijn de graafgangen en Spreite uitverweerd - Norg (Dr.) Diplocraterion, bovenaanzicht graafgangen. Te zien zijn de halter-vormige doorsneden van beide buizen met tussengelegen Spreite - Werpeloh (Dld.)
Diplocraterion_bovenzijde_-_Neuenkirchen_DldJPG Diplocraterion_sp._-_Horne_Naes_Fnen Diplocraterion_-_Nijbeets_Frjpg
Diplocraterion, bovenaanzicht met graafgangdoorsneden en Spreite - Neuenkirchen (Dld.) Diplocraterion, bovenaanzicht met doorsneden van een aantal graafgangen - Horne Naes, Fünen (Dk.) Diplocraterion, zijaanzicht met graafgangen. Het oorspronkelijk bodemsediment is bioturbaat sterk verstoord door de gravende organismen - Nijbeets (Fr.)
 
 
 
 
 
 
 
Monocraterion
 
Het levensspoor van Monocraterion bestaat net als bij Skolithos linearis 
uit één enkele verticaal in het zandig bodemsediment gegraven buis. De
sporen zijn trechtervormig naar boven verwijd. De graafgangen en hun
trechters zijn in het gelaagde gesteente goed te zien - vooral op verticale
doorsnede - doordat de sedimentlaagjes, in elkaar geschoven V-vormig in
de trechters naar onderen zijn doorgebogen. Het beeld herinnert aan in
elkaar geschoven puntzakjes.
 
 
 
Monocraterion_-_Damsdorf
Monocraterion, overlangse doorsnede door twee trechtervormigegraafgangen -
Damsdorf (Dld.)
 
 
De inzakkingstrechters in het sediment zijn veroorzaakt door de graaf-
en eetactiviteiten van de worm-achtige dieren. Wanneer de graafgang bij
vloed door een nieuw sedimentlaagje bedekt raakte, moest de bestaande
trechter naar boven uitgebouwd worden. Het organisme dat de graafgang
maakte, leefde in zeer ondiep water. Soms wijkt de vulling van de
trechtervormige graafgangen in kleur en soms ook in korrelgrootte af van
de omgevende zandsteen. Blijkbaar was het bodemorganisme in staat om
selectief met het sedimentmateriaal om te gaan.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter