Het zal een slordige 200.000 jaar geleden zijn dat ons land onder
de invloed kwam van het Scandinavische landijs. Deze fase waarin
het landijs zijn maximale uitbreiding had en de noordelijke helft
van ons land bedekte, noemt men het Drente-stadium. De zuidgrens
van het ijs lag in die tijd ongeveer langs de lijn Haarlem- Nijmegen
en verliep verder zuidoostwaarts langs de Rijn Duitsland in tot voorbij
Keulen.
De Utrechtse heuvelrug is een fraai voorbeeld van de stuwende werking van landijs tijdens het Saalien, zo'n 150.000 jaar geleden. |
Opmerking
De gevolgen van de ijsbedekking voor ons land waren groot, vooral
in Midden-Nederland. Op de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug en in
het Montferland werden door de werking van het ijs indrukwekkende
reeksen stuwwallen gevormd. In een vroege fase van de vergletsjering
zijn in het noorden en oosten van Drenthe en in noordoost Groningen
ook reeksen stuwheuvels gevormd, maar deze werden in een latere
fase door het landijs overreden en in Oost-Drenthe geheel opgeruimd.
Tijdens de hoofdfase van de landijsbedekking vormde het landijs in
Noord-Nederland een aaneengesloten ijsdek van om en nabij één
kilometer dik.
Zo zou het landschap in Noord-Nederland er uit hebben kunnen zien toen het Scandinavische landijs in de tweede helft van het Saalien vanuit het noordoosten ons land binnenschoof. |
Op het eind van de vergletsjering van ons land stagneerde de aanvoer
van nieuw ijs uit Scandinavië. Hierdoor ontstonden doodijsvelden
waarin het ijs niet of nauwelijks meer bewoog. Tezelfdertijd kwam
vanuit de Noordzee een ijsstroom op gang, die in een betrekkelijk
smalle baan over Groningen, Oost-Drenthe en Oost-Overijsel bewoog
en zich uitwaaierend in zuidoostelijke richting voortzette tot in het
Münsterland aan toe. Deze rivier van ijs wordt de Hondsrug-ijsstroom
genoemd.
Tijdens de laatste fase van de ijsbedekiing van ons land ontstond in het Noordzeegebied een ijsstroom die in zuidoostelijke richting uitwaaierend helemaal doorschoof tot in het Münsterland in Duitsland. | IJsstromen spelen een zeer belangrijke rol in de drainage van ijs in de randgebieden van de ijskap op Antarctica. De Hondsrug-ijsstroom vervulde in de laatste fase van het Saalien een vergelijkbare functie. |
IJsstromen zijn op zich geen uniek verschijnsel. In de randgebieden
van de huidige Antarctische ijskap treden ze ook op, vooral op het
meer instabiele, westelijke deel daarvan. De ijsstromen daar fungeren
als drainagesystemen. In zekere zin zijn ze te vergelijken met rivieren.
In de bovenloop zijn de ijsstromen vertakt en draineren ze een groot
areaal aan ijs.De ijsafvoer in ijsstromen is enorm, waarbij ze en passant
ook veel sediment en gletsjerpuin meenemen. Dit komt doordat het ijs
in een ijsstroom sneller beweegt dan het ijs eromheen. Op Antarctica
voeren ijsstromen zo’n 90% van al het ijs af naar zee! Het enorme
ijsveld van het Ross-ijsplateau op West-Antarctica wordt door ijsstromen
gevoed.
IJsstromen (oranje) op Antarctica. Op West-Antarctica is de ijskap veel instabieler dan die op Oost-Antarctica. Dit blijkt vooral uit het voorkomen van talloze sterk vertakte ijsstromen. Het immens grote Ross ijsplateau wordt door ijsstromen gevoed. Hoewel ijsstromen maar 10 % van de landijskap beslaan voeren ze ca. 90% van al het ijs af. | Opvallend is de relatief grote snelheid waarmee het ijs in ijsstromen richting zee stroomt. Dergelijke ijsstromen zijn als drainagesysteem te vergelijken met de functie die de Hondsrug-ijsstroom op het laatst van de Saale-ijstijd in de Scandinavische landijskap moet hebben gehad. |
De Hondsrug-ijsstroom
In het randgebied van de immens grote landijskap in het Saalien
vormde de Hondsrug-ijsstroom een vergelijkbaar afvoersysteem, dat
stroomopwaarts een deel van het snel in dikte toenemende ijsveld
draineerde. Hoewel ogenschijnlijk uniek heeft het er alle schijn van
dat de Hondsrug-ijsstroom niet op zich zelf stond. Naar analogie van
Antarctica zullen in de randzones van de Saale-ijskap meer van dergelijke
drainagesystemen hebben bestaan. Jammer genoeg zijn daarvan
geen sporen in het landschap achtergebleven, behalve misschien
bij Syke, zuidelijk van Bremen in Duitsland en verder oostwaarts
in Polen.
Het relatief snel bewegende ijs van de Hondsrug-ijsstroom oefende
een grote invloed uit op de ondergrond, die als gevolg daarvan
geërodeerd en gedeformeerd werd. Er ontstond een zestal vlakke,
parallel aan elkaar verlopende zand/keileemruggen, gescheiden
door laagtes. Van oost naar west onderscheiden we op de Hondsrug
zelf twee ruggen en ten westen daarvan nog drie ruggen: de Tynaarlorug,
de Rolder- of Sleenerrug en de Zeijenrug. Bij Norg kan nog een zesde
keileemrug worden onderscheiden, maar deze is slechts rudimentair
aanwezig en valt landschappelijk niet of nauwelijks. Het geheel van
ruggen en dalen in Oost-Drenthe staat bekend als het Hondsrugsysteem
of Hondsrugcomplex. De zandruggen duidt men in de geologie aan
als mega-flutes. In vaktermen noemt men deze landschapsvormen
‘mega-scale glacial lineations’ (MSGL).
In Oost-Drenthe met een voortzetting in de provincie Groningen is als gevolg van de relatief snelle ijsbeweging van de Hondsrug-ijsstroom een systeem van parallel geöriënteerde lage keileemruggen ontstaan. De richting ervan komt overeen met de bewegingsrichting van het ijs. |
Terzijde
Warthe-stadium
Het verdwijnen van het landijs in Nederland op het eind van de
Saale-ijstijd vormde de opmaat naar een warmer klimaat. In de
meeste publicaties gaat men er van uit dat dit het warme Eem-
interglaciaal (Eemien) is, maar dat is niet juist. Hoewel het klimaat
voor langere tijd inderdaad warmer werd en het landijs zich terug
trok tot in het Oostzeegebied bij Zuid-Zweden, volgde daarna
opnieuw een koudere episode. Het landijsfront schoof hierbij
zuidwaarts op tot in Noord-Duitsland. Deze vergletsjeringsfase
noemt men het Warthe-stadium.
De onderbroken lijn markeert de grens van de vergletsering tijdens het Warthe-stadium. De doorgaande zwarte lijn zuidelijk daarvan geeft de grens van de vergletsjering aan tijdens het maximum van de Saale-ijstijd. Toen bedekte Scandinavisch landijs de noordelijke helft van Nederland. |
De langdurige warme interval voorafgaand aan het Warthe-
stadium wordt het Seyda-interstadiaal genoemd. In Duitse literatuur
is hiervoor ook wel de aanduiding ‘Treene-interglaciaal’ gebruikt
omdat deze episode niet alleen vele duizenden jaren heeft geduurd,
ook hebben zich in deze fase onder invloed van de vegetatie
duidelijk ontwikkelde, dikke bodems gevormd. Volgens sommige
onderzoekers zou dit duiden op interglaciale omstandigheden. Op
grond van het ontbreken van mariene afzettingen uit die tijd,
beschouwen kwartairgeologen het koude Warthe-stadium echter
niet als een aparte ijstijd, maar als de laatste koudefase van het
Saalien.
Het stagneren van de ijsrand tijdens het Warthe-stadium heeft bij Hamburg en zuidoostelijk daarvan in het Wendland een fraai geaccidenteerd landschap doen ontstaan. | De eindmorenegordel van het Warthe-stadium is op de meeste plaatsen nog markant in het landschap aanwezig. |
Tijdens het Warthe-stadium werd het landijs in eerste instantie uit
Midden- en Zuid-Zweden aangevoerd, in een latere fase gevolgd door
ijs dat via een oostelijker traject door de Oostzee naar het zuiden en
vervolgens naar het westen bewoog. Dit laatste ijs had een uitgesproken
Oostbaltisch karakter, terwijl het ijs in de fase daaraan voorafgaand
een Westbaltisch karakter droeg. Dit verklaart waarom op verschillende
plaatsen in het Wendland, waar keileem is weggeërodeerd en alleen
een keizandniveau resteert, West- en Oostbaltische zwerfstenen door
elkaar gevonden worden. Dit is o.m. in het gebied van de Göhrde,
zuidoostelijk van Lüneburg het geval.
In het Wendland zuidoostelijk van Lüneburg is de Saalekeileem op veel plaatsen door erosie verdwenen. Aangezien in het gebied sprake is van twee elkaar bedekkende keilemen met een verschillend zwerfsteengezelschap, is op plaatsen waar keileem ontbreekt sprake van vermenging. Met name in de Göhrde bij het plaatsje Govelin zijn op de akkers enorm veel stenen van West- en Oostbaltische herkomst door elkaar te vinden. |
Hopen met 'Lesesteine' die afkomstig zijn van enkele akkers bij Govelin.
De rijkdom aan zwerfstenen is vooral te danken aan de Oostbaltische keileem die tijdens het Warthe-stadium in dit gebied is afgezet. Rapakivi's zijn hier bijzonder veel te vinden. |
Garberggraniet - Zwerfsteen van Govelin.
De Westbaltische rode Garberggraniet uit het Midden-Zweedse Dalarne in Zweden is als zwerfsteen bij Govelin niet erg zeldzaam. |
Windkanter van graniet - Zwerfsteen van Govelin.
Door het op grote schaal verstuiven van fijn smeltwaterzand in de Göhrde zijn in het Pleniglaciaal bij Govelin zeer veel windkanters ontstaan. De grootste meten meer dan een meter!
|
Zandsteen met Diplocraterion - Zwerfsteen van Govelin.
Kwartsitische zandstenen met Vroeg-Cambrische levenssporen worden zuidoostelijk van Lüneburg veel gevonden. Ze zijn van Westbaltische oorsprong (Zuid-Zweden). |
Kokerzandsteen - Zwerfsteen van Govelin.
Is een variant van de bekende buizenzandsteen (Skolithos). Het oppervlak van de steen is door verstuivend zand geabradeerd. De andere zijde is als windkanter ontwikkeld. Kokerzandsteen komt uit Zuid-Zweden en is van Westbaltische oorsprong.
|
Alandkwartsporfier - Zwerfsteen van Govelin
Deze en andere rapakivigesteenten komen in de Warthe-afzettingen bijzonder veel voor. Alandkwartsporfier is van Oostbaltische oorsprong. |
Finsegranietporfier - Zwerfsteen van Govelin.
Dit gidsgesteente uit de rapakivifamilie is op de Hondsrug een veel voorkomende, variabele zwerfsteensoort. Bij Govelin is dit niet anders. |
Porfirische Kökarrapakivigraniet - Zwerfsteen van Bussau (Wendland).
De gezaagde zwerfsteen werd aangetroffen op het kerkhof van het plaatsje Bussau. Het is een prachtig voorbeeld van een porfiergraniet met vooral in het rechter gedeelte veel plagioklaasomrande ovoïden. Dat maakt dat deze rapakivigraniet een overgang vormt naar viborgiet. |
Rode Jotnische vlekkenzandsteen - Zwerfsteen van Govelin.
Net als op de Hondsrug zijn rode en paarsrode Oostbaltische vlekkenzandstenen in het Warthegebied zuidoostelijk van Lüneburg niet zeldzaam. De toevoeging 'Jotnisch' houdt in dat deze zandstenen van Precambrische (Jotnium) ouderdom zijn. Ze zijn afkomstig uit de noordelijke Oostzee en vooral uit de Botnische Golf. |
Het Warthe-ijs drong zover zuidwaarts op dat het grote delen bedekte
van oostelijk Nedersaksen, met name de noordelijke delen van de
Lüneburgerheide en de Altmark. Hierbij werden indrukwekkende
stuwwalcomplexen gevormd die onder meer tussen Bremen en
Hamburg bij Hollenstedt langs de A1 vanuit de auto zeer goed
zichtbaar zijn. Het uitzicht vanaf de hoogte bij Hollenstedt over
het lager gelegen gletsjerbekken richting Hamburg is indrukwekkend.
De zone met gestuwde eindmorenes tekent zich zo duidelijk in het
landschap af dat Duitse kwartairgeologen zelfs enige tijd meenden
dat deze moreneboog de uiterste zuidgrens van het landijs uit het
Weichselien aangaf. Echter, in de Weichsel-ijstijd lag de ijsrand ten
oosten van Hamburg. Nieuw onderzoeklijkt aan te geven dat de rand
van het Warthe-ijs zich in Nedersaksen nog verder naar het westen
heeft uitgestrekt dan tot dusver werd verondersteld. Pas na afloop
van het Warthe-stadium vond de overgang plaats naar het warme
Eemien. Deze overgang wordt gemarkeerd door een aantal kortstondige
klimaatswisselingen, vergelijkbaar met die uit het Weichselien.
'Elbeblick' vanaf de Weinberg bij Hitzacker.
Op de ruim veertig meter hoge Weinberg (met inderdaad een kleine wijngaard) bij Hitzacker heeft men een prachtig uitzicht over de rivier de Elbe. Van hieruit kijkt men tot ver in het Mecklenburgerland. De smalle rand aan de horizon boven de donkere bosrand markeert de eindmorene van het landijs uit het Weichselien. In Duitsland spreekt men daarom van de 'Altmoräne' waar het afzettingen betreft uit het Warthe-stadium en 'Jungmoräne' als deze tijdens de Weichsel-ijstijd zijn gevormd. |