In de kwartairgeologie is al enige tijd sprake van de Hondsrug-Hümmling ijsstroom. Het vermoeden is dat op het laatst van de Saale-ijstijd, te midden van dood, aftakelend landijs, vanuit het Noordzeegebied een smalle, relatief snelbewegende ijsstroom op gang kwam, die naar het zuidoosten bewoog. De ijsstroom heeft delen van de provincie Groningen en Drenthe aangedaan en is verder zuidoostwaarts uitgestroomd over oostelijk Overijssel, het Duitse grensgebied tot in het Münsterland.
Het Hondsrugcomplex tekent zich met zijn lineaties op de hoogtekaart duidelijk af. Uit de kaart wordt duidelijk dat de Hondsrug uit twee takken bestaat en ook dat ten westen daarvan, met name in de kop van Drenthe, nog vier andere evenwijdig lopende zandruggen zichtbaar zijn. De meest westelijke is ook het kleinst. Hij ligt ter hoogte van Norg. De smalle zandrug westelijk van de Hondsrug is de Rolderrug, ook wel Sleenerrug genoemd. |
In de kwartairgeologie zijn sommige onderzoekers de mening toegedaan
dat de Hondsrug-ijsstroom grotere (lees bredere) afmetingen heeft gehad
dan tot dusver gedacht. De invloed ervan zou zich in oostwaartse richting
hebben uitgestrekt tot in de Hümmling in het Duitse Emsland. Men baseert
dit op de aanwezigheid van Oostbaltische keileemafzettingen en zwerfsteengezelschappen in het Emsland en het voorkomen van enkele NNO-ZZW
verlopende terreinstructuren. De Hondsrug-Hümmling ijsstroom zou met
zijn oostelijke begrenzing tegen het hogere Pleistocene zandgebied van de
Hümmling zijn doodgelopen. Megaflutes zoals in het Hondsruggebied zijn
in het westelijke Hümmlinggebied niet aangetroffen. De dikte van de
ijsstroom zou aan de randen ca. 80 meter hebben bedragen, naar het
midden toe oplopend tot ca. 120 meter.
In landijsbedekkingen vormen ijsstromen betrekkelijk smalle banen van ijs die ten opzichte van de omgeving relatief snel bewegen. Men spreekt ook wel van ijsrivieren. De Hondsrug-ijsstroom die aan het eind van de Saale-ijstijd Groningen en Oost-Drenthe aan deed, kwam uit het Noordzeegebied en bewoog in zuidoostelijke richting. |
Het donkergrijs gepuncteerde gebied markeert voor een deel de omvang van de Hondsrug-ijsstroom. De zwarte lijnen duiden de keileemruggen in het Hondsruggebied aan. |
Een belangrijke kenmerk van de Hondsrug-ijsstroom is dat de glacigene
afzettingen een uitgesproken Oostbaltisch karakter bezitten. Het
percentage gidsgesteenten uit Noord-Zweden, Zuidwest-Finland en de
noordoostelijke Oostzee bedraagt minimaal 60%. Bij geringere percentages
is er sprake van vermenging met Westbaltisch morenemateriaal.
In keileemafzettingen in het Hondsruggebied zijn percentages van 80 tot
100% Oostbaltische zwerfsteentypen gewoon. Het laagst zijn ze in de Assen/
Noordhornkeileem (60-80%). Dit komt doordat in dit keileemtype gesteente-
materiaal uit Midden- en vooral Zuid-Zweden is bijgemengd. In de Emmen/
Nieuweschootkeileem ligt het percentage Oostbaltische gidsgesteenten hoger,
niet zelden bedraagt dit 100%. De zwerfstenen in dit keileemtype bestaan
vooral uit rapakivi's en microkliengranieten afkomstig van de Åland-archipel
in het zuidwesten van Finland.
Glacigene afzettingen in groeve Schlangen - Werpeloh (Dld.).
Boven de dunne roestbruine lijn is bruinverweerde, kalkloze Oostbaltische keileem aanwezig. De overgang naar de grofzandige sandr-afzetting uit het Elsterien daaronder is erosief. In het smeltwaterzand onder de keileem is een fraai patroon van symmetrische ribbels te zien. |
Oostbaltische keileem in Werpeloh, detailopname met een grote zwerfsteen van een microkliengraniet uit Zuidwest-Finland. In dit keileemtype komen bijzonder veel rapakivigranieten voor |
Veldwaarnemingen, keileemonderzoek en zwerfsteentellingen in Oost-
Groningen en de Hümmling wijzen uit dat het bestaan van een
Hondsrug-Hümmling ijsstroom niet erg waarschijnlijk is. Wat is het geval?
Oostelijk van het Hondsruggebied, in de provincie Groningen, verandert de
samenstelling van het zwerfsteengezelschap. Het Oostbaltische karakter
maakt plaats voor een gezelschap waarin zwerfsteentypen van Westbaltische
herkomst domineren. In de omgeving van Slochteren komt in sommige
inventarisaties een Oostbaltische karakter naar voren, terwijl uit
andere een overwegende Westbaltische samenstelling blijkt. Soms is van
een mengsituatie sprake, zoals bij Noordbroek is vastgesteld. In Oost-
Groningen (Oostwold, Winschoten en Sellingerbeetse) zijn voornamelijk
Zuid- en Middenbaltisch gedomineerde zwerfsteengezelschappen aanwezig,
waarin vulkanieten uit de Zweedse provincie Dalarna zelfs opvallend veel
aanwezig zijn (Sellingerbeetse). In het Oldamt en in het Oost-Groningse
Westerwolde ontbreken Oostbaltische zwerfsteengezelschappen vrijwel geheel.
Aan de andere zijde van de grens zijn in zwerfsteentellingen oostelijk van
de Ems op verschillende plaatsen zowel Oostbaltische als Westbaltische
zwerfsteengezelschappen aangetoond.
Profiel in groeve Schlangen met gecryoturbeerde vuursteenrijke Westbaltische keileem. |
De herkomstgebieden van gidsgesteenten in Scandinavië zijn in kleur aangegeven. Oostbaltische zwerfsteengezelschappen bevatten veel rapakivi's en andere gesteenten uit Zuidwest-Finland, Botnische Golf en Noord-Zweden. Die uit het Midden-Balticum voeren veel gesteenten uit Dalarna en Uppland in Midden-Zweden plus aangrenzende Oostzee. Bekende granieten uit het Zuid-Balticum zijn die uit de Zweedse provincie Smaland en van het Deense eiland Bornholm. Zuidnoorse zwerfsteentypen zijn 'de zwerfsteenkrenten in de pap'. Ze komen zeer weinig voor. |
Dat de Hondsrug-Hümmling ijstroom tot aan de Hümmling zou
hebben gereikt en tegen dit zandmassief zijn ‘doodgelopen’ wordt niet
bevestigd door waarnemingen. Zuidelijk en zuidoostelijk van Werpeloh
zijn bij Gross Berssen (zwerfsteengezelschap met de Hesemannformule
6221), Apeldorn (6130) en Herzlake (7120) ook Oostbaltische zwerfsteen-
gezelschappen aangetroffen. Elders in het Hümmlingebied komen op
verschillende locaties West- en Oostbaltische zwerfsteengezelschappen
naast elkaar voor. Dit is het geval bij Werpeloh en Börger en iets
noordelijker, ook bij Wippingen. Bij Renkenberge en Lathen in de
West-Hümmling worden vooral zwerfsteentypen aangetroffen van
Westbaltische herkomst.
Terzijde
1. Noord-Zweden, Botnische Golf, Zuidwest-Finland en de Noordoostelijke Oostzee
2. Midden-Zweden met de provincies Uppland, Dalarne en het aangrenzend deel van de Oostzee.
3. Zuid-Zweden, zuidelijke Oostzee, inclusief het Deense eiland Bornholm en Denemarken.
4. Oslogebied in Zuid-Noorwegen. Hierbij wordt de zuidelijke kuststreek van Noorwegen tot Kristiansand meegenomen.
Zet men de resultaten van zwerfsteentellingen op een kaart uit dan krijgt men een inzichtelijk beeld van de ruimtelijke verspreiding van de zwerfsteengezelschappen en daarmee ook van de keileemtypen waar de stenen uit afkomstig zijn.
|
Het Hümmlinggebied in Duitsland is een relatief hoogliggend geaccidenteerd zandgebied met fraaie esdorpen en veel bos. Het is doortrokken van kilometerslange deels zeer oude zandwegen en steeds meer fietspaden. | De Steinkreis bij Werpeloh. Pater Matthias Bergmann van Werpeloh was een liefhebber van stenen, grote stenen vooral. Bij de kerk in Werpeloh liggen een paar opmerkelijke exemplaren die bewerkt zijn. De keien die bij de ruilverkaveling bij Werpeloh uit de akkers te voorschijn kwamen liet hij verwerken tot een religieus monument. Op 21 juni verlichten de eerste zonnestralen een uitgeholde kei verderop, waarin een kleine kapel met een zwarte Madonna is ingericht. De keien van de Steinkreis zijn van Westbaltische herkomst, de herkenbare komen uit Midden-en Zuid-Zweden. |
Het hoogste punt van de Hümmling wordt gevormd door de Windberg
(72 m + NAP). Het punt ligt iets ten noorden van Werpeloh. In tegenstelling
tot wat de naam suggereert vormt de Windberg bepaald geen 'berg' in het
landschap. Ook de aanduiding heuvel is nog te veel eer, lijkt het. De
Windberg bij Werpeloh is meer te beschouwen als het hoogste punt van
een hooggelegen, ijstektonisch gestuwd gebied.
In de zandgroeve bij Werpeloh was enige tijd geleden een ca. 2 meter dikke,
bruingele zandige Westbaltische keileem ontsloten, die zeer rijk was
aan vuursteen. De keileemafzetting daar komt overeen met de
Heerenveenkeileem bij ons. Een slordige 50 meter verder naar het
oosten was een ca. 3 meter dik pakket roodbruin geoxideerde
vuursteenhoudende keileem aangesneden met een Oostbaltische
zwerfsteen-associatie. Dit keileemtype is waarschijnlijk vergelijkbaar
met de Assen-keileem in het Hondsruggebied. Hét keileemtype dat karakteristiek is voor de Hondsrug-ijsstroom in het Hondsruggebied is de Nieuweschoot/Emmenkeileem. De zwerfsteenassociatie hierin is extreem Oostbaltisch. Vuursteen en andere gesteentetypen uit Midden- en Zuid-Zweden ontbreken in dit keileemtype. In het Emsland is tot op heden nergens enig bewijs gevonden voor de aanwezigheid van Nieuweschoot/Emmenkeileem, misschien met uitzondering van een klein gebied bij Haselüne. Op een aantal akkers daar komen verrassend veel rapakivi's voor. Het sortiment lijkt overeen te komen met die in Voorst/Oudemirdum- of Nieuweschoot/Emmen keileem.
In de omgeving van groeve Schlangen in Werpeloh blijkt uit veldwaarnemingen dat daar een
overwegend Westbaltisch zwerfsteengezelschap aanwezig is. Dit wijst
er op dat we in de zandgroeve van Werpeloh met een geïsoleerd
voorkomen van Oostbaltische keileem te doen hebben.
Een van de twee keileemtypen uit de groeve Schlangen in Werpeloh bevat bijzonder veel vuursteen. Dit keileemtype komt sterk overeen met de Westbaltische Heerenveenkeileem in ons land. |
Uit tellingen en veldwaarnemingen valt af te leiden dat de voorkomens
van Oostbaltische keileem in het Emsland het karakter van ‘eilanden’ hebben,
een situatie die vergelijkbaar is met die welke o.m. wordt aangetroffen in
West-Drenthe en in de Woudstreek van Friesland. Op verschillende locaties
daar zijn geïsoleerde voorkomens van Oostbaltische keileem aangetroffen.
Ze hebben het karakter van 'eilanden' die in een omgeving liggen die
Westbaltisch getypeerd is.
Oostelijk van de Hümmling, in het Oldenburgerland, is de aanwezigheid
van een Oostbaltisch getypeerde keileem eerder regel dan uitzondering.
De zwerfsteengezelschappen daar wijzen op een meer aaneengesloten
voorkomen van Oostbaltisch keileem. Deze locaties in het Oldenburgerland
liggen ver ten oosten van de oostelijke begrenzing van de veronderstelde
Hondsrug-Hümmling ijsstroom.
Het afwateringspatroon in Ostfriesland en zuidelijker in de Hümmling laat een topografie herkennen die voornamelijk NO - ZW gericht is. Het geeft de voornaamste bewegingsrichting aan van het landijs tijdens de Saale-ijstijd. Een vergelijkbaar patroon zien we in West-Groningen en in Friesland. |
In de topografie van de Hümmling is geen Oostbaltische invloed zoals
in Oost-Drenthe te herkennen. Alleen verder naar het oosten, bij Syke
onder Bremen, is het afwateringspatroon net als in het Hondsruggebied
NNW-ZZO gericht. De veronderstelde NNW-ZZO gerichte terreinvormen
(de 'Hondsrugrichting') liggen aan de noordzijde van de Hümmling. Ze
worden gemarkeerd door de hoogten van Surwold en Esterwegen.
De afwatering in de Hümmling van met name beken als de Nord-, Mittel-
en Südradde is NNO-ZZW gericht. Dit patroon komt overeen met terreinvormen
en het verloop van beken als de Tjonger, de Boorne en de Linde in Friesland.
Die richting staat daar bekend als de ‘Zevenwouden-richting'. Vergelijkbare
NNO-ZZW verlopende terreinvormen vinden we in het Groningse
Westerkwartier.
Deze terreinvormen zijn veroorzaakt door landijs, dat in een vroege
fase van de Saale-vergletsjering in NNO-ZZW richting bewoog. Het
achtergebleven morenemateriaal daarvan is Westbaltisch van samenstelling.
De Mittelradde bij de watervluchtmolen van Hüven in het Emsland. Samen met de Nord- en Südradde stromen deze drie beken in zuidwestelijke richting. De stenen in de beek zijn zandsteenbrokken. Ze vormen ter plaatse een Fischtreppe, om vissen de gelegenheid te geven stroomopwaarts te zwemmen. |
Bovenstaande waarnemingen maken het onwaarschijnlijk dat de
Hondsrug-ijsstroom een breedte of een oostelijke uitbreiding heeft
gehad die tot in het westelijke Hümmlinggebied reikte. Zwerfsteentellingen
en veldwaarnemingen stemmen daar niet mee overeen. De voorlopige
conclusie moet dan ook zijn dat de veronderstelde Hondsrug-Hümmling
ijsstroom niet heeft bestaan. De meest oostelijke begrenzing van het
Hondsrugsysteem is de oplopende oostelijke dalwand van het Hunzedal, die
bij Pekela in Oost-Groningen aan de oppervlakte komt.
Wel is duidelijk dat de Hondsrug-ijsstroom op een tijdstip optrad waarop
de landijsbedekking in ons land op zijn eind liep. De aanvoer van landijs
stagneerde grotendeels waardoor de bestaande ijsbedekking op veel
plaatsen aan verval onderhevig was. Ook is duidelijk dat het zwaartepunt
van de aanvoer van morenemateriaal uit Scandinavië in de loop van het
Saalien een verschuiving in oostelijke richting te zien geeft. Westbaltische
zwerfsteengezelschappen maken plaats voor Oostbaltische. Dit wordt op
het eind van het Saalien duidelijk gedemonstreerd in keilemen en smelt-
waterzanden van het Warthe-Stadium in Duitsland. Deze bezitten een
uitgesproken Oostbaltisch zwerfsteengezelschap.
Op het laatst van het Saalien verminderde de aanvoer van ijs uit Scandinavië. Het landijs begon langzamerhand af te takelen. Grote hoeveelheden smeltwater verzamelden zich tussen de ijsmassa van o.m. de Hondsrug-ijsstroom, het randgebied van het zuidelijke Teutoburgerwoud en de uitlopers van het Rijn-Leisteenplateau. Ter plaatse ontstonden meren waarin zich een enorme hoeveelheid smeltwater verzamelde. Periodiek stroomde het water van het Wezersmeltwatermeer via één of meer overstorten in het Münsterlandmeer. De watertoename die daar het gevolg van was is waarschijnlijk van grote invloed geweest op het gedrag van het ijs van de Hondsrug-ijsstroom, waardoor dit sneller ging stromen. Dit verschijnsel heeft zich een aantal malen achtereen herhaald. Het zou een verklaring kunnen zijn voor de dikke lagen keileem en ander glacigeen materiaal bij Groningen, Gieten en wellicht ook bij Klazienaveen in Zuid-Drenthe, die op stagnerend ijs wijzen. De gebieden daartussen met veel minder keileem zouden kunnen wijzen op een versnelde ijsbeweging. |