Afwijkende weergave

Op dit moment wordt er gewerkt aan het geschikt maken van de website voor tablets en mobiele apparaten. Het kan zijn dat de weergave hier en daar nog niet optimaal is. Wij vragen daarvoor uw begrip.

Inloggen

Wie is er online?

We hebben 25 gasten en geen leden online

Nieuws

Selecteer een onderwerp uit de onderstaande lijst, selecteer dan een nieuwe artikel om te lezen.




 

 

 



 

 

Geen mens die niet weet wat zand is. We spelen er op kleuterleeftijd mee, we lopen er op, we telen er gewassen in en we bouwen er dijken, huizen en wegen mee. Kortom, zonder zand zou Nederland niet kunnen bestaan.

 

 

Niet iedereen zal op het idee komen om zand een gesteente te noemen, zeker niet als je merkt hoe het in droge toestand tussen je vingers door loopt. Als iets zich in onze gedachten heeft vastgezet, dan is het dat gesteenten hard zijn. Toch ligt dit iets genuanceerder. Zand wordt in de geologie net als klei en veen als gesteente gezien. Vreemd idee eigenlijk want van zand kun je met de hamer geen stuk af slaan. Dit lukt bij zandsteen wel. 

 

 

Zand bestaat uit kleine korreltjes, meest in de vorm van rondachtige knikkertjes. De bovengrens van de korrels ligt bij 2 mm. De ondergrens is zo fijn dat je de korrels nog net kunt zien. Zijn zandkorrels groter dan 2 mm dan spreken we van grind. 

 

 

In ons land en in de landen om ons heen bestaat zand in hoofdzaak uit kwarts. Denk echter niet dat zand overal hetzelfde is. Afgezien van allerlei kleuren heb je kalkzand, zand van gips, granaatzand, olivijnzand en zwart basaltzand, om maar een paar te noemen. 


 

 

Kwartszand - Noordbroek(Gr.).

Zand in ons land is vrijwel overal kwartszand en meestal licht van kleur. Verontreinigingen en het neerslaan van ijzerverbindingen kunnen zandlagen geel, bruin tot bijna zwart kleuren. We spreken van zand als de korrels niet groter dan 2 mm zijn.

Grind (Formatie van Appelscha) - Ellertshaar (Dr.).

Bedraagt de korrelgrootte van de afzonderlijke korrels (klasten) meer dan 2 mm, dan spreken we van grind. Je hebt dus fijn grind en ook heel grof grind. Boven 64 mm spreken we van stenen.

Olivijnzand - strand van Papakolea, Hawaï.

Basalt op Hawaï bevat vaak kristallen van geelgroene peridoot ofwel olivijn. Erosie en selectieve uitspoeling zorgt ervoor dat het olivijn het strandzand op Hawaï soms prachtig groen kleurt.

Granaatzand - Als (Dk.).

Zandkorreltjes van granaat zijn zwaarder dan die van kwarts. Aan het strand worden de korrels door golfwerking en soms ook door wind van elkaar gescheiden, waardoor er dunne bandjes van granaatzand ontstaan. De zwarte korreltjes in het rode granaatzand zijn vooral van magnetiet. De groenachtige zijn waarschijnlijk van epidoot.


 

Kwarts is een relatief hard mineraal dat een belangrijk bestanddeel is van gesteenten als graniet. Het is ook heel resistent. Chemisch wordt kwarts nauwelijks aangetast. Bodemzuren krijgen er nauwelijks vat op. Dit betekent dat zandkorrels een zeer hoge leeftijd kunnen bereiken, miljarden jaren soms. 

 

 

Waar komen al die kwartskorrels in ons zand vandaan? Zoals bekend bestaan graniet en veel gneizen uit verschillende mineralen. Veldspaat is hiervan het belangrijkst. Kwarts maakt ongeveer 20% of meer van graniet uit. Hoe stevig deze gesteenten ook mogen zijn, ze verweren wel. In ons klimaat gaat dit weliswaar niet zo snel, maar granietzwerfstenen die al zo’n 150.000 jaar geleden door het gletsjerijs in de ijstijd zijn achtergelaten, zijn in onze kalkarme zandbodems vaak sterk aangetast. Aan de stenen is te zien dat de veldspaten en de zwarte glimmerblaadjes langzamerhand oplossen en verdwijnen. Alleen met kwarts gebeurt niets. Op grote schaal verweren gesteenten als graniet en gneis in berggebieden. Het gesteente valt in brokken uiteen, vergruist terwijl de kleine bestanddelen door water worden afgevoerd. Hierbij slijten ze elkaar af. Zo ontstaan zandkorrels.
 

 

Graniet - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

Graniet bevat in veruit de meeste gevallen 20% kwarts of meer. Bovenstaande graniet bevat relatief veel rookgrijze kwarts. Bij verwering verdwijnen veldspaat en biotiet. Zij worden omgezet in kleimineralen, die door water uitspoelen en worden afgevoerd. Kwarts is chemisch zo resistent dat het vrijwel uitsluitend mechanisch verkleind en afgerond wordt tot zandkorrels.

Biotietgneis - Wilsum (Dld.).

Veel gneizen bevatten kwarts, zeker de typen die uit graniet zijn ontstaan. Beide gesteenten zijn dan ook primair hoofdleverancier van zandkorrels. We moeten echter niet vergeten dat kwarts ook in veel andere gesteenten voorkomt en...dat zandsteenafzettingen kunnen verweren en zo weer losse zandkorrels leveren. Deze cycli van los, vast gesteente, verwering en weer los bij zandstenen kan zich vele malen herhalen. Zandkorrels kunnen dan ook bijzonder oud zijn en een hele geschiedenis achter zich hebben.

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten (Dr.). 

Sommige rapakivigranieten vallen relatief snel uiteen in grotere en kleine brokstukken. Deze verweren vervolgens verder tot nog kleiner formaat. Het uiteenvallen van gesteenten door verwering is normaal en is onderdeel van een cyclus van ontstaan en vergaan en uiteindelijk opnieuw ontstaan. 

Dit is wat er over blijft als rapakivigraniet sterk verweert. Het is een mengsel van scherpkantige korreltjes van kwarts en rode veldspaat met daarnaast nog kleine partikeltjes zwarte hoornblende. Wordt dit materiaal door water verplaatst, dan slijten de steenfragmentjes elkaar af tot zand. Na verloop van  tijd verdwijnen veldspaat en hoornblende door verwering, alleen kwarts blijft over. 


 

In de ijstijdperiode is door rivieren en door water van smeltende ijskappen ontzettend veel zand verplaatst en afgezet. In de bodem van Drenthe vormt dit zand soms tientallen meters dikke lagen. Vaak is het grof zand met soms wat grind erin, vaak ook bestaan de lagen uit fijnkorrelig zand. Een voorbeeld van dit laatste is het zeer zachte, witachtige Peelozand uit de Elster-ijstijd. Je komt het veel tegen in zandverstuivingen en op zandpaden op het Balloërveld. Het mooist is wit Peelozand te zien in het aardkundig monument ‘De Steilrand van Donderen’.
 

 

Het meeste zand in onze bodem is aangevoerd door rivieren. Tijdens het Laat-Plioceen en een groot deel van het Pleistoceen heeft vooral Europa's grootste rivier ooit, de Eridanos, in Noord- en Midden-Nederland zeer dikke pakketten kwartszand afgezet. Ook Rijn en  Maas hebben dikke lagen zand en grind in ons land afgezet, voornamelijk in Zuid-Nederland. 

Het zand in onze bodem is dus vooral rivierzand. Het is door stromend water, afhankelijk van de stroomsnelheid, in lagen met grof- en/of fijn zand boven elkaar afgezet. De gelaagdheid op de foto weerspiegelt verschillen in stroomsnelheid en ook in stroomrichting.

 

 

Zand en zandsteen

In ons land bestaan zandlagen overal uit los materiaal. Je kunt zand daarom makkelijk weggraven of onder water opzuigen. In droge vorm loopt het zelfs tussen je vingers door. Zand ligt niet alleen aan het oppervlak, ook in de ondergrond komt het voor, soms op tientallen meters diepte en meer. In deze diep gelegen zandlagen is nog steeds sprake van los zand. Dat diep gelegen zandafzettingen na verloop van tijd in vast gesteente veranderen, is een geleidelijk verlopend natuurlijk proces. We spreken dan van zandsteen. 

 

 

Circulerend grondwater bevat altijd opgeloste mineralen. Vaak is dat ijzer, maar het kan ook kalk (CaCO3) of zelfs kiezel (SiO2)  zijn. Wanneer deze stoffen neerslaan, wordt in eerste instantie een dun huidje om de zandkorrels gevormd. Gaandeweg dit proces raken ook de poriën opgevuld. Zandkorrels kitten hierdoor aan elkaar vast waardoor zand in zandsteen verandert, een hard vast gesteente. Zijn zandkorrels door kalk verkit dan ontstaat kalkzandsteen. Het kalkgehalte hierin kan aanzienlijk zijn omdat het poriënvolume van zand vrij groot is. In sommige gevallen loopt het kalkgehalte op tot 40%. Is kiezel het bindmiddel, dan gebeurt er iets anders. 
 

 

Veldspaathoudende zandsteen - Zwerfsteen van het Hoge Veld (Norg).

Zandstenen komen onder zwerfstenen heel veel voor. Zuidelijk en oostelijk grind van riveren als Rijn, Maas, Elbe en Wezer is er ook zeer rijk aan. Door ontkalking zijn typische kalkzandstenen uit dit gezelschap verdwenen. Zandstenen die wij oprapen zijn vrijwel uitsluitend kiezelzandstenen ofwel kwartsietische zandstenen. Hierbij zijn de zandkorrels door siliciumdioxide (SiO2) met elkaar verkit.

IJzerzandsteen - Zwerfsteen van Malente (Dld.).

In grondwater opgelost tweewaardig ijzer gaat als dit oxideert over in driewaardig ijzer. Dit is in water onoplosbaar. Deze bruine ijzerverbinding zet zich in eerste instantie af als een dun huidje om de zandkorrels. In later instantie raken ook de poriën gevuld, waardoor een harde roestbruin gekleurde ijzerzandsteen ontstaat. De witte figuurtjes in het midden zijn fragmenten van mollusken. Deze zandsteen is van Miocene ouderdom. 


 

Zandkorrels in ons land bestaan hoofdzakelijk uit kwarts. Deze korrels komen ergens vandaan. Graniet en aanverwante gesteenten zijn stollingsgesteenten. Ze zijn opgebouwd uit mineralen die door kristallisatie uit gloeiend vloeibaar magma zijn ontstaan. Kwarts is in graniet een essentieel bestanddeel en vormt daarin dus ook kristallen. Hoewel wij ons bij kristallen meestal iets fraais voorstellen, is dat met kwarts in graniet helaas niet het geval. In graniet en aanverwante gesteente kristalliseert dit mineraal doorgaans als laatste. Kwarts moet daarom genoegen nemen met de overgebleven ruimte. Ondanks dat kwarts in graniet geen fraaie kristalvormen laat zien, is het niettemin kristallijn. 
 

 

Kwarts is een veel voorkomend mineraal in de aardkorst. Het is een verbinding van het metaal silicium en zuurstof. Kwarts is buitengewoon resistent tegen chemische aantasting. Bodemzuren krijgen er nauwelijks vat op. Kwarts komt in kristallijne vorm veel voor in allerlei stollingsgesteenten, maar vormt ook de opvulling van talloze smalle of bredere witte banden en strepen in sedimentaire en metamorfe gesteenten, die door tektonische krachten in de aardkorst zijn gebarsten.

Graniet - Zwerfsteen van Groningen.

Op deze detailopname valt allereerst veldspaat op. De rose gekleurde partijtjes zijn van kaliveldspaat, de meer witachtige zijn van plagioklaas. Tussen de veldspaten komen bijzonder veel onregelmatig gevormde korrels (kristallen) voor van gele en grijze kwarts. De zwarte spikkels zijn van biotiet. Omdat kwarts pas in een zeer laat stadium kristalliseert moet deze in graniet en aanverwante gesteenten noodgedwongen genoegen nemen met de overgebleven ruimte tussen veldspaat en andere mineralen. 


 

Zandkorreltjes van kwarts zijn dus niets anders dan heel kleine, vaak afgeronde kristalfragmenten, die door verwering en het uiteenvallen van graniet en andere gesteenten zijn ontstaan. Net als in bergkristal zijn moleculen in zandkorrels op een bepaalde wetmatige manier gerangschikt, want het zijn immers stukjes kristal. Doordat zandkorrels kleine knikkertjes vormen die in dieper gelegen zandlagen door het gewicht van bovenliggende afzettingen stevig op elkaar gedrukt worden, lost op plaatsen waar ze elkaar raken een klein beetje kiezel op. Het in grondwater opgeloste kiezel wordt in de poriën tussen de zandkorrels weer afgezet omdat daar de druk iets minder is. Kiezel uit circulerend grondwater zet zich op zo’n manier om de korrels af, dat de moleculen zich precies volgens het kristalrooster van de zandkorrels rangschikken. Een zandkorrel fungeert dus als het ware als een soort kristalkiem die, als er voldoende ruimte zou zijn, uit zou kunnen groeien tot een echt kwartskristal. Helaas gebeurt dit niet. De ruimte ontbreekt, hoewel we grindstenen van zandsteen vinden waarin zandkorrels gerekristalliseerd zijn en glinsterende kristalvlakjes bezitten. 

 

Het gevolg is dat los zand na verloop van tijd verandert in keiharde kiezelzandsteen, dat door zijn stevigheid vergelijkbare eigenschappen bezit als kwartsiet. Kwartsiet is echter metamorf en kiezelzandsteen niet. Vandaar de naam kwartsietische zandsteen. 
 

 

Rode zandsteen - Zwerfsteen van Sellingerbeetse (Gr.).

Zand dat door kiezelverbindingen is verkit, verandert vaak in een keiharde kwartsietische zandsteen. Voor bouwdoeleinden en voor beeldhouwwerk is dit zandsteentype ongeschikt, want te hard. De roodachtige kleurin deze zandsteen is veroorzaakt door ijzeroxide (hematiet). Dit vormt dunne huidjes om de afzonderlijke korrels. Kwartsietische zandsteen is een normaal sedimentair gesteente, in tegenstelling tot kwartsiet hiernaast.

Kwartsiet - Zwerfsteen van Sellingerbeetse (Gr.).

Kwartsiet is per definitie een metamorf gesteente. Desondanks wordt de uitdrukking kwartsiet ook vaak gebruikt voor dichte, harde kwartsietische zandsteen. Het is vaak een kwestie van persoonlijke beoordeling. In de (metamorfe) kwartsiet op de foto is de gelaagdheid van de oorspronkelijke zandsteen goed bewaard gebleven. Het metamorfe (rekristallisatie) karakter is duidelijk te zien aan de van linksonder naar rechtsboven verlopende pseudogelaagdheid. Deze schistositeit is lang geleden tijdens de metamorfose door druk veroorzaakt op een dieper niveau in de aardkorst.

 


Terug

 

Kogelzandsteen van Drentse bodem

Het proces waarbij zand door kiezel verkit raakt, komt in onze ondiepe bodems niet voor. Wel wordt onder bepaalde omstandigheden kalkzandsteen gevormd. Dit laatste is onlangs op een paar plaatsen bij graafwerkzaamheden in de Hondsrug in Drenthe en Groningen waargenomen. Vooral op de zuidelijke Hondsrug in en rond Emmen zijn hiervan fraaie voorbeelden gevonden. Hoe zit dit en waarom daar?

 

 

Door de hoge ligging van de zuidelijke Hondsrug ten opzichte van het veel lager gelegen Hunzedal zijgt regenwater vrij snel naar de ondergrond weg. Hier komt nog bij dat het zand in de Hondsrug op enige diepte tamelijk grof is. Op zijn weg naar beneden lost regenwater bestanddelen op, vooral kalk. Deze kalk is afkomstig van kalkzwerfstenen in de bovenliggende keileemlaag. Ook de keileem zelf is op plaatsen waar de leemafzetting vele meters dik is, rijk aan fijnverdeelde kalk. Dit laatste bleek duidelijk bij graafwerkzaamheden ten behoeve van de tunnel in de Hondsrugweg en op het terrein van de nieuwe dierentuin in Emmen. De uitgegraven keileem bevatte naast talloze Ordovicische en Silurische kalkstenen talloze keileempoppetjes. Dit zijn grillige, door kalk verkitte keileemconcreties. Verder werden in de uitgegraven keileem verrassend veel stukken nieuwgevormde zandsteen gevonden. Het oppervlak van deze zandsteenbrokken toont een aaneenschakeling van kleine en grotere met elkaar vergroeide bolletjes, kogeltjes eigenlijk. Met zoutzuur bruisen deze sterk op, het bewijs dat het kitmiddel kalk (calciumcarbonaat) is. 
 

Keileem - N34 bij Borger (Dr.).

De roestbruine kleur van de keileem op de foto is veroorzaakt door verwering (oxidatie) van ijzerhoudende bestanddelen. Oorspronkelijk was deze keileem grijs gekleurd en bovendien rijk aan kalk en kalkzwerfstenen. Beide laatste zijn in de loop van de tijd door de oplossende werking van doorsijpelend regenwater verdwenen.

Detail van de keileem hiernaast. Het donkere steentje rechts van het midden is vuursteen, inclusief het witte randje. Vaak wordt gedacht dat dit kalk is. Kalk is echter door oplossing geheel verdwenen. Vuursteenhoudende keileem komt veel voor op de Hondsrug.Deze afzetting staat bekend als Assenkeileem. Op de Hondsrug is ook een vuursteenarm keileemtype aanwezig. Deze wordt Emmenkeileem genoemd. Beide keilemen komen op de hogere delen van de Hondsrug boven elkaar voor.

Plaatseigen zandsteen - Zuidbarge (Dr.).

De opgeloste kalk verdwijnt met het grondwater in de keileemlaag naar beneden. Op de overgang van keileem naar onderliggend (grof) zand kristalliseert kalk uit in de poriën van het zand. Het zand verkit vervolgens tot kalkzandsteen. Omdat het lokaal ontstaat noemt men het plaatseigen zandsteen. De kogelstructuur ontstaat omdat calciet (= kalk) vanuit een aangroeipunt radiaalstralig in naaldvormige kristallen gelijkmatig naar buiten groeit.

Keileemconcretie - Wild Lands, Emmen.

Ook op diepere niveaus in de keileemafzetting in en rond Emmen hebben verkalkingen plaatsgevonden. Deze keileemconcreties nemen allerlei, meest afgeronde en met elkaar vergroeide vormen aan. Ze doen denken aan de bekende lösspoppetjes uit Zuid-Limburg denken. Keileempoppetjes voor deze keileemconcreties is dan ook een goede naam.

Keileemconcreties in keileem van Wild Lands in Emmen.

De meeste lichter gekleurde 'steentjes' zijn in werkelijkheid keileemconcreties. Ze ontstonden in de keileem door het uitkristalliseren van calciet dat in wegzijgend grondwater was opgelost. Bij graafwerkzaamheden in Emmen kwamen ze bij duizenden te voorschijn. 

Silurische kalksteen met concretionaire keileem - Wild Lands, Emmen.

Vaak kristalliseerde in grondwater aanwezig calciet uit rond kalkstenen, waardoor deze a.h.w. ommanteld zijn door concretionaire keileem. Op diepere niveaus is de keileem in Emmen zeer rijk aan Ordovicische en Silurische kalkstenen. Deze komen alleen op plaatsen voor, zoals Groningen, Haren en Gieten, waar keileem uit de Saale-ijstijd een grote dikte bereikt.

Siliurische beyrichienkalksteen - Zwerfsteen van Wild Lands, Emmen.

Deze kalksteen toont geen enkel spoor van oplossing. De fijne netvormige tekening in deze kalksteen doet denken aan vitragegordijn. Het is een fragment van een breed lancetvormige kolonie van mosdiertjes (bryozoën). De soortnaam van deze bryozo is Ptilodictya lanceolata. Het is een veel voorkomend fossiel in noordelijke kalkstenen.

Paleoporellenkalk - Zwerfsteen van Wild Lands, Emmen.

Kalkzwerfstenen die zich op een hoger niveau in de keileem bevonden of aan de oppervlakte lagen, zijn in de loop van de tijd door oplossing verdwenen. Deze algenkalk waarin de eigenlijke alg (Palaeoporella variabilis) korte buisfragmentjes vormt, is deels door oplossing aangetast.


 

De kogelstructuur in de nieuwgevormde zandsteen is ontstaan doordat op talloze plaatsen in het losse zand secundaire kalk uit grondwater in de poriën is afgezet. Hier vormt de kalk kleine stengelvormige kristallen die radiaalstralig relatief ver in de omgevende poriën zijn uitgegroeid. Omdat de groei gelijkmatig naar alle kanten plaatsvindt, ontstaan vanzelf kleine en soms iets grotere kogeltjes. Deze vergroeien met elkaar. Waar de vergroeiing volledig is, is sprake van massieve grijsbeige kalkzandsteen, meer naar buiten zien we een karakteristieke kogelstructuur. Doorgaans zijn de kogels een halve of hooguit 1cm groot, in Emmen zijn echter ook stukken gevonden met kogels die een doorsnede van meer dan 2cm hebben.

 

 

Zand dat lokaal door secundaire afscheiding van kalk of ijzer in zandsteen verandert, noemt men ‘plaatseigen zandsteen’, zandsteen dus dat ter plaatse is gevormd.
 

 

Plaatseigen kogelzandsteen - Wild Lands, Emmen.

Hoewel de met calciet verkitte zandsteenkogeltjes doorgaans niet groter zijn dan een centimeter, zijn in de keileem van Emmen voorbeelden gevonden met kogels die tot ruim 2 cm groot waren. 

Plaatseigen kogelzandsteen - Wild Lands, Emmen.

Van de zijkant gezien is aan de kogels nog iets van de oorspronkelijke gelaagdheid van het zand te zien.

Plaatseigen kogelzandsteen - Zuidbarge (Dr.).

Een fraai voorbeeld van een gelijkmatig ontwikkelde kogelzandsteen. De zwarte kleur is waarschijnijk een secundaire afzetting van  mangaan uit circulerend grondwater.

Plaatseigen kogelzandsteen - Zuidbarge (Dr.).

Op de reeds gevormde calciet/zandkogeltjes hebben zich kleine 'parasitaire' kogeltjes gevormd. 


 

Bijzonder is dat de grotere zandsteenfragmenten vrijwel steeds een vlakke, meer of minder roodbruine zijde bezitten met aan de andere kant de typische zandkogelstructuur. Dit wijst er op dat de stukken afkomstig zijn uit de zandlaag direct onder de keileem. Zoals bekend, is de Hondsrug bedekt door keileem. Deze leemlaag is op het laatst van de Saale-ijstijd afgezet door het ijs van de Hondsrug-ijsstroom. Deze relatief smalle baan snelstromend ijs is tevens verantwoordelijk voor het ontstaan van andere zandruggen in Oost-Drenthe. Het relatief snelbewegende ijs heeft de ondergrond geërodeerd en het bestaande reliëf in sterke mate afgeschaafd en afgevlakt. De overgang tussen keileem en onderliggend zand is op veel plaatsen messcherp.
 

 

Wegzijgend kalkhoudend grondwater heeft op de overgang van keileem naar onderliggend zand het betrekkelijk grofkorrelige zand verkit. De vlakke bruingekleurde onderzijde van de zandsteenstukken markeert het grensvlak tussen zand en keileem. Het vlak, aan de andere zijde met de zandsteenkogeltjes, is in het profiel naar onderen gericht.
 

 

Plaatseigen kogelzandsteen - Zuidbarge (Dr.).

Op plaatsen waar de afzonderlijke calciet/zandkogels met elkaar zijn vergroeid, is massieve kalkzandsteen ontstaan. Bedruppelen met zoutzuur laat het gesteente flink opbruisen.

Plaatseigen kogelzandsteen - Zuidbarge (Dr.).

De overgang van keileem naar onderliggend zand is meestal messcherp. Op de overgang ond ook de 'verstening' van het onderliggende zand plaats. Het bruine valk van de andsteen markeert het grensvlak van zand naar keileem.


 

Jaren geleden kwamen bij Zuidbarge tijdens graafwerkzaamheden vergelijkbare platen plaatseigen kogelzandsteen te voorschijn. Na het schoonmaken bleek dat de zandkogeltjes door secundaire afzetting van ijzer deels geel(bruin), deels zwart gekleurd zijn. In hoeverre naast ijzer mangaan ook een rol speelt is niet duidelijk.

 

 

Nog meer kogelzandstenen

Kogelzandsteen komt ook als noordelijke zwerfsteen voor. In kalkhoudende Oostbaltische keileem op de Noordelijke Hondsrug zijn zwerfstenen ervan bepaald niet zeldzaam. Ook uit de keileem van Emmen zijn ze inmiddels bekend. 

 

 

Op de meeste plaatsen op de Hondsrug is de keileem door verwering ontkalkt. Zwerfstenen van kalksteen ontbreken daar. Deze zijn door oplossing verdwenen. Eventueel aanwezige kogelzandstenen zijn door het oplossen van calciumcarbonaat (CaCO3) eveneens uit het zwerfsteenbeeld verdwenen. De stenen vielen weer uiteen in los zand. Dit maakt duidelijk dat zandkorrels van kwarts in sommige gevallen een lange geologische geschiedenis hebben van afgezet worden door water en/of wind, in zandsteen veranderen, verweren waarbij de korrels weer vrijkomen, opnieuw met andere korrels afgezet en eventueel weer zandsteen geworden, enz. In onze zandbodem komen ongetwijfeld talloze zandkorrels voor met een geologische geschiedenis van minstens twee miljard jaar, die met lange onderbrekingen weer een ‘vrij leven’ zijn begonnen.
 

 

Kogelzandsteen - Zwerfsteen van Groningen.

Dit is een kalkzandsteen uit het Midden-Devoon van het oostelijke Oostzeegebied, ter hoogte van Estland en Letland. De doornede van de afzonderlijke calciet/zandkogeltjers is ca. 05 cm.

Kogelzandsteen op doorsnede - Zwerfsteen van Groningen.

De lichtgrijze zandsteen is rijk aan kleine glimmerblaadjes van muscoviet. Petrografisch gezien zou deze zandsteen een muscoviethoudende kalkzandsteen genoemd moeten worden. Echter, kogelzandsteen volstaat prima.

Kogelzandsteen - Zwerfsteen van Neuenkirchen (Dld.).

Kogelzandsteen - Zwerfsteen van Groningen.

Op het breukvlak zijn zeer talrijke kleine schubjes van zilverwitte muscoviet te zien.


 

Baltische kogelzandsteen is door zijn karakteristieke uiterlijk makkelijk te herkennen. Het zijn poreuze, witachtige, grijze tot groengrijze zandstenen die in sommige gevallen rijk zijn aan muscovietglimmer. Kogelzandsteen is van Midden-Devonische ouderdom (Old Red). Door verkitting met calcium- en magnesiumcarbonaat (zelden is dit ijzercarbonaat) zijn in het gesteente afzonderlijke, meestal grote aantallen met elkaar vergroeide zandkogeltjes ontstaan, die zich door hun lichtere tint duidelijk van de matrix onderscheiden. De grootte van de kogels is variabel. In de meeste gevallen bedraagt de doorsnede ca. 0,5 cm, maar in enkele gevallen zijn zwerfstenen gevonden met kogels die ruim 3cm groot zijn. Bijzonder is dat deze op doorslag twee of meer spiegelende vlakken tonen. Hieruit blijkt dat de zandkogels in feite uit meerdere met elkaar vergroeide calcietkristallen bestaan met splijtvlakken die verschillend geöriënteerd zijn. De zandkorrels liggen in deze kalkmatrix ingebed.

 

 

De herkomst van Devonische kogelzandsteen is waarschijnlijk de Oostzeebodem westelijk van Zuid-Estland en Letland.


Terug



 

 
 
 
 
 
 

 


 

Rapakivigranieten zijn veel voorkomende zwerfstenen. Bij veel mensen is dit gesteente inmiddels bekend. Onbetwist koploper is Alandrapakivi. Deze zuidwest Finse graniet met zijn opvallende ringetjesstructuur is het meest voorkomende gidsgesteente uit Scandinavië. 

 

De bekendheid van rapakivi’s onder zwerfsteenliefhebbers is geheel op het konto te schrijven van Alandrapakivi. Zwerfstenen daarvan zijn vaak al van een afstand te herkennen. Maar er zijn meer: Alandgraniet bijvoorbeeld. Dit zusje van de Alandrapakivi is als zwerfsteen zo mogelijk nog talrijker. Alandgraniet valt minder op door het gemis aan witte ringen.
 

 

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten (Dr.).

Alandgraniet - Zwerfsteen van Exloo (Dr.).


 

Rapakivi is naast een geologisch begrip tevens een verzamelnaam voor een groot aantal meest roodachtig gekleurde zwerfstenen van granietische samenstelling. Er schuilen echte granieten onder, aplieten, granofieren, naast allerlei porfierische soorten. De variatie onder zwerfsteenrapakivi’s is zo groot, dat het nauwelijks mogelijk is om identieke exemplaren te vinden. 

Rapakivi’s zijn het bekendst uit Noord-Nederland. Vooral het Hondsruggebied in Oost-Drenthe en de voortzetting ervan in de provincie Groningen is er rijk aan. De meeste zijn rood, roodbruin, zalmrose of geelrood van kleur. Daarnaast komen ook grijze en grijswitte typen voor. Die zijn zo zeldzaam, dat ze de wel ‘witte raven’ onder de rapakivi’s genoemd worden. 
 

 

 

Prickgraniet - Zwerfsteen van Neuenkirchen (Dld.).

Ook prickgraniet is een rapakivigraniet. Kenmerkend zijn de talrijke zwarte vlekjes van biotiet. De fijnkorrelige grondmassa bestaat uit een mengsel van kaliveldspaat en heldere kwarts. In het midden is een geringde eersteling van kaliveldspaat te zien met daarnaast een hoogrose eerstelingkristal zonder plagioklaasring.

Vehmaagraniet - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

Deze gelijkkorrelige rapakivigraniet is afkomst uit het Vehmaagebied dat onderdeel is van het grotere Nystadrapakivigebied aan de zuidwestkust van Finland. Dit graniettype staat in de natuursteenhandel bekend als 'Balmoral red'. Finse vastelandrapakivi's zijn als zwerfsteen zeldzaam. Door verwering is de kleur van het rode gesteente geelrood gebleekt.

Witte Nystadrapakivigraniet - Zwerfsteen van Een-West bij Norg (Dr.).

Witte rapakivigraniet van Laitila, type Karjalankyla - Zwerfsteen van Zuidbarge (Dr.).

Uit de maatstreep valt op te maken dat we hier te maken hebben met een zeer grote zwerfsteen. Opvallend in het gesteente zijn de grote kaliveldspaateerstelingen. Sommige zijn idiomorf, andere zijn ontwikkeld als eivormige kristallen (ovoïden).


 

Een van de allermooiste witte rapakivi’s tot dusver kwam te voorschijn tijdens een determinatiemiddag in het Hunebedcentrum in Borger. Iedere 2e woensdagmiddag kunnen bezoekers en zwerfsteenliefhebbers stenen en fossielen laten zien en determineren. Afgelopen zomer was een meegebrachte zwerfsteen zo zwaar dat determinatie noodgedwongen buiten plaats vond. In de achterbak van de auto lag een ca. 25 cm grote kei die mij direct kippenvel bezorgde. De steen was grijswit van kleur met grote roomwitte, meest rechthoekige tabletten van kaliveldspaat. Het was een rapakivi, dat was duidelijk, maar van een type dat je maar zelden tegen komt. Het verschil in korrelgrootte tussen witte veldspaatkristallen en grondmassa was zo groot dat de steen dadelijk deed denken aan een Finsegranietporfier. Toch waren er verschillen.


 

Witte porfierische rapakivi van Laitila - Zwerfsteen van Exloo (Dr.).

Een van de mooiste kristallijne zwerfstenen uit de rapakivifamilie tot dusver. In een fijngranietische grijswitte grondmassa van kaliveldspaat, plagioklaas, kwarts en biotiet 'zweven' en aantal opvallend grote idiomorfe kaliveldspaatkristellen.

Finse granietporfier - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.).

Dit type rapakivi toont allerlei overgangen van granietporfier naar porfiergraniet. Het gesteente komt in talloze variaties vrij veel voor als zwerfsteen in het Hondsruggebied. De herkomst van Finse granietporfier met zijn opvallend grote eerstelingkristallen van kaliveldspaat is de Kökar archipel, zuidoostelijk van Aland in Finland.


 

Finsegranietporfier
Finsegranietporfier is een mooi type rapakivi met een duidelijke porfierische stuctuur. Wel verschilt dit zwerfsteentype hemelsbreed van Alandrapakivi. Onder rapakivigesteenten is dit echter eerder regel dan uitzondering. De aanwezigheid van grote rechthoekige veldspaten maakt dat zwerfstenen ervan makkelijk te herkennen zijn. Finsegranietporfier komt in het Hondsruggebied veel voor, ook in grote zwerfblokken. De porfierische structuur is opvallend vanwege het grootteverschil tussen eerstelingkristallen en de mineralen in de grondmassa. De grondmassa is fijnkorrelig maar wel zo dat de afzonderlijke mineraaltjes met de loep te herkennen zijn. Deze eigenschap onderscheidt ze van andere rapakiviporfieren.Wel moet gezegd dat de korreling van de grondmassa wisselt tussen zeer fijnkorrelig en kleinkorrelig. Finsegranietporfier gaat onmerkbaar over in porfierische graniet.
Van Finse granietporfier zijn in de loop van de tijd verschillende lichtkleurige en nagenoeg grijswitte zwerfstenen gevonden. 
 

Finse granietporfier - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.). De geelrode vlkekken zijn van kaliveldspaat, de witte zijn van plagioklaas.

Finse porfiergraniet - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.).

Dit type rapakivi lijkt veel op Finse granietporfier, maar onderscheidt zich in korreling door een normaal granietische grondmassa. In Finse granietporfier is de grondmassa veel fijner gekorreld. De talrijke hoekige, groengele plagioklazen en de licht grijsblauwe kwartsen maken duidelijk dat deze zwerfsteen afkomstig is uit het Nystadrapakivigebied in Zuidwest-Finland.


 

De witte rapakivi van Exloo
De grijswitte zwerfsteen is al wat langer geleden als akkersteen in de omgeving van Exloo gevonden, verhuisde vervolgens naar een tuin, waar de steen inmiddels ook alweer heel wat jaren lag. Bij een schoonmaakbeurt vielen de witte vlekken in de steen op, wat aanleiding was om de kei te laten zien. 

 

Wat deze steen onderscheidt is dat de eerstelingkristallen van kaliveldspaat extreem groot zijn. Dergelijk grote kristallen noemt men megakristen. Het grootste kaliveldspaatkristal meet 7 cm! De witte veldspaten zijn ietwat zwart gespikkeld, veroorzaakt door kleine insluitsels van biotiet en hoornblende. Aan de buitenzijde van de steen zijn de biotietinsluitsels deels door verwering verdwenen. Ze laten kleine putjes in het oppervlak achter.
 

Detail van de witte porfierische rapakivigraniet van Exloo (Dr.).

Opvallend is het grootteverschil tussen eerstelingkristallen en grondmassa. Dit is karaktertistiek voor Finse granietporfier. In dit geval hebben we met een telg uit de rapakivifamilie te doen die afkomstig is uit het Laitilagebied van het Nystadrapakivimassief in Zuidwest-Finland.

Opname van een eerstelingkristal van kaliveldspaat. Idiomorfe kaliveldspaateerstelingen bezitten op doorsnede vaak rechthoekige vormen. In het kristal zijn talrijke kleine insluitsels aanwezig van heldere kwarts en zwarte biotiet zichtbaar.




 



 

 

Wilt u contact opnemen met ons? Dat kan via onderstaand formulier.

Zwerfstenen zoeken in Nederland

 

In de bodem van Nederland komen veel stenen voor. Het zijn zwerfstenen die in opeenvolgende ijstijden door rivieren als Rijn en Maas zijn aangevoerd. In de noordelijke helft van Nederland zijn het vooral zwerfstenen die afkomstig zijn uit Scandinavië. Deze zijn in de voorlaatste Saale-ijstijd door gletsjerijs naar ons land vervoerd.

 

Over deze en andere zwerfstenen zijn handige determinatiegidsen verschenen. Daarnaast is momenteel het Groot keienboek in druk. Dit alomvattend naslagwerk over noordelijke zwerfstenen telt 480 pagina's met meer dan 5000 afbeeldingen. Verschijningsdatum is eind mei/begin juni 2022.

 

Meer over deze zwerfsteenboeken leest u op de website: https://www.stenenzoeken.nl/determinatiegidsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 



 

 

 

 

 

 

 

Wat zijn ijsstromen?

 

Tijdens de laatste drie ijstijden bedekten landijskappen duizenden jaren 

achtereen grote delen van Europa en Noord-Amerika. Ook ons land kreeg 

met ijsbedekkingen te maken. Het Scandinavische landijs bereikte zeker

tweemaal ons land. 

 

 

Voordat het Scandinavische landijs ons land bereikte had het een 

opbouwperiode van vele tienduizenden jaren achter de rug, waarin de 

ijskap vanuit het brongebied westelijk van de Botnische Golf in Noord-

Zweden, heel geleidelijk in grootte en vooral ook dikte toenam.

 

 

Het uitvloeien van landijs geschiedt vooral in de onderste lagen van het 

ijspakket omdat daar de druk het grootst is. De beweging van het ijs is 

niet gelijkmatig, aangezien dit van allerlei factoren afhangt. Zo blijken 

in ijskappen ijsstromen op te treden, die naar analogie met zeestromingen 

betrekkelijke smalle banen van ijs zijn die veel sneller stromen dan het 

ijs eromheen. Maar wat zijn ijsstromen eigenlijk en waarom stroomt het 

ijs daarin veel sneller?
 

 

 

 

Whillans ijsstroom op West-Antarctica Antarctica -Rand ijsstroom
Het ijs van de Whillans ijsstroom vloeit uit in de Ross Zee, waar het zijn bijdrage levert aan het immens grote Ross IJsplateau op West-Antarctica. Bijzonder is dat zich op ca. 800 meter diepte onder deze ijsrivier een smeltwatermeer bevindt met een oppervlakte van ca. zestig vierkante kilometer. Watermonsters toonden de aanwezigheid aan van bacteriën. Het oppervlak van ijsstromen is ruw door de aanwezigheid van grote, diepe scheuren (crevasses). Deze ontstaan door het verschil in snelheid tussen het ijs van de ijsstroom en het veel trager vloeiende ijs aan weerszijden daarvan.

 

 

IJsstromen kunnen opgevat worden als traagstromende rivieren van ijs. 

Hun gedrag is te vergelijken met gletsjers, maar in tegenstelling tot 

deze worden ijsstromen zijdelings niet begrensd door rotswanden en 

berghellingen, maar liggen ze ingebed in een omgeving van ijs dat nog 

trager stroomt. Net als gletsjers vertonen ijsstromen een grillig gedrag. 

Ze kunnen zich versmallen of waaieren juist uit. Zeker is dat de snelheid 

van het bewegende ijs in de tijd gezien erg wisselend is en van plaats 

tot plaats verschilt. Er zijn ijsstromen waarin het ijs jaarlijks vele kilometers 

stroomafwaarts beweegt. Dit wordt vooral veroorzaakt door de aanwezigheid

van een waterrijke smeerlaag aan de onderzijde van de ijsstroom, 

bestaande uit modderig/kleiïg morenemateriaal. Afzettingen van dit 

materiaal kennen wij als keileem. Deze keileemlaag is doorgaans een 

paar meter dik en wordt door het voortgaande smeltproces aan de 

onderzijde van het ijs voortdurend aangevuld. Vergeleken met het 

omringende ijs verschilt de snelheid van het ijs in ijsstromen wel met 

een factor 50 tot 100.

 

 

IJsstromen in ijskappen verschillen nog op een andere wijze van gletsjers, 

ze zijn meestal veel groter. Op Antarctica zijn veel ijsstromen tussen 

300 tot 500 km lang, enige tientallen kilometers breed en ca. 1000 meter 

dik. De overgangszone naar het omringende landijs is smal, meestal niet 

meer dan een kilometer. Als gevolg van de bewegingsverschillen tussen 

beide ijsmassa’s zijn deze randzones doortrokken van dicht opeen liggende 

diepe scheuren. IJsstromen tekenen zich door het dichte patroon van scheuren

(crevasses) duidelijk af tegen de omringende ijsmassa.
 

 

 

IJsstroom van Recovery-Glacier-ice-stream Antarctica
Het opvallend ruwe, gescheurde oppervlak van de Recovery-Glacier-IJstroom op Antarctica.


 

 

IJsstromen vervullen een belangrijke rol in de ijsafvoer van ijskappen. 

Op Antarctica heerst een soort evenwicht door de jaarlijkse aanwas in 

de vorm van sneeuw en het verlies van ijs aan de randen van de ijskap. 

Hoewel ijsstromen maar 10% van het ijsoppervlak innemen zijn ze 

verantwoordelijk voor de afvoer van meer dan 90% van het ijs. Hoewel

het begrip ijsstromen betrekkelijk nieuw is, zijn ze als verschijnsel niet 

zeldzaam. Ook van Groenland zijn ze bekend en aangenomen mag worden 

dat ze in de Pleistocene ijskappen ook een rol van betekenis hebben 

gespeeld. Uit recent onderzoek is veel bekend geworden over de omvang 

en het gedrag van het ijs in ijstromen.

 

 

 

Antarctische ijsstromen in beeld Antarctische ijsstromen kaart
Op bovenstaande afbeelding zijn de ijsstromen op Antarctica in beeld gebracht. Ze zijn vooral op West-Antarctica aanwezig. De grootste ijsstromen zijn meer dan 500 km lang. De twee concentraties van ijsstromen monden uit op het Ronne ijsplateau en het zuidelijk daarvan gelegen Ross ijsplateau. Hoe lichter de kleur, hoe sneller het ijs stroomt.

Vooral op West-Antarctica zijn ijsstromen dominant aanwezig. Hoewel ze maar 10% van het ijsoppervlak innemen, voeren ijsstromen meer dan 90% van het ijs naar zee af. De kleurverschillen geven de jaarlijkse beweging van het ijs aan. 


 

 

De stroomsnelheid van het ijs in een ijskap verloopt niet gelijkmatig, 

maar varieert zeer sterk in ruimte en tijd. De ijsbeweging is niet alleen 

afhankelijk van dikteverschillen in de ijskap - dikker ijs stroomt nu eenmaal 

sneller dan dunner ijs - de stroomsnelheid van het ijs wordt ook beïnvloed

door de ondergrond waarover het beweegt. Verder zijn de aanwezigheid 

van smeltwater, de druk daarvan, de mate van ‘smering’, belangrijke

factoren die de stroomsnelheid van het ijs beïnvloeden. Uit onderzoek is 

gebleken dat de bewegingssnelheid van het ijs in grote delen van de  

Oost-Antarctische ijskap bijna nul is, terwijl deze in West-Antarctica aan 

de andere zijde van de Transantarctische  bergrug vele duizenden meters 

per jaar kan bedragen. 

 

 

Het stromen van ijs wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van 

smeltwater in de zool van het ijs en de druk waaronder dit staat. Wordt 

de onderzijde van de ijskap makkelijk gedraineerd, dan is de smeltwaterdruk

minder groot. Het glijden van het ijs verloopt daardoor stroever. Wordt de 

ijsmassa gedragen door een film van smeltwater die onder hoge druk staat, 

dan is de glijweerstand geringer. Is daarnaast een smeerlaag van kleiïg 

morenemateriaal aanwezig, dan vormt dit een bijna perfecte glijlaag waarover 

het ijs makkelijk kan stromen. Duidelijk is dat het gedrag van het subglaciale

hydrologische systeem in ijskappen en ijsstromen bepalend is voor de 

beweging van het ijs.

 

 

De aanwezigheid van smeltwater aan de onderzijde van een ijsstroom 

wordt veroorzaakt doordat de ijstemperatuur naar beneden toe langzaam 

oploopt. Aan de oppervlakte is het ijs koud omdat het in evenwicht is met 

de koude luchtmassa erboven. Geothermische opwarming van onderuit helpt 

weliswaar aan de opwarming mee, maar de toename van de ijstemperatuur

wordt vooral veroorzaakt door interne wrijving van het bewegende ijs en het 

morenemateriaal onderin de ijsstroom. Bij de heersende hydrostatische

druk wordt hierdoor zoveel warmte gegenereerd dat zich een effectief 

smerende glijlaag vormt en ook blijft vormen, die daardoor de stroomsnelheid 

van het ijs in stand houdt. 

 

 

De diepreikende werking van ijsstromen heeft tot gevolg dat de ondergrond

waarover zij stromen gedeformeerd wordt. Dit is met name het geval

in gebieden waar de ondergrond uit losse sedimenten bestaat. 

IJsbeweging en drukverschillen aan de onderzijde van de ijsstroom 

veroorzaken dat in de stroomrichting van het ijs een opvallend patroon 

van parallelle lineaties (flutes) ontstaat. Deze kaarsrechte gestroomlijnde

ruggen worden van elkaar gescheiden door laagtes. In Canada en de 

Verenigde Staten komen gebieden voor met vele duizenden van deze flutes. 

Ze ontstonden op het laatst tijdens het Weichselien en zijn nadien niet 

opnieuw met ijs bedekt. 
 

 

 

Dubawnt lake paleo ice stream - Canada Drumlins en megaflutes in Noord-Canada
Het landschap dat tijdens het Weichselien ontstaan is door de Dubawnt Lake paleo ijsstroom in Keewatan westelijk van de Hudson baai in Canada wordt bepaald door meer dan 40.000 flutes. De lineaties zijn door laagtes van elkaar gescheiden. De grootste flutes zijn ca. 13 kilometer lang. De dynamische werking van bewegend ijs deformeert de ondergrond en modelleert deze in de bewegingsrichting van het ijs. Deze foto toont een groot aantal gestroomlijnde lage heuvels (drumlins) en flutes in de Northwest Territories in het noorden van Canada.

 

 
 

Veelal zijn de flutes een paar honderd meter tot een paar kilometer lang 

en enige tientallen tot enige honderden meters breed. De flutes van de 

Dubawnt Lake paleo ijsstroom in Keewatan ten oosten van de Hudson Bay 

in Canada hebben een maximale lengte van 13 kilometer. Het gebied daar 

telt meer dan 40.000 flutes. Ook in Wisconsin in de USA zijn gebieden 

bekend met vele honderden flutes.

 

 

 

Flutes zijn ook uit Nederland bekend, weliswaar veel minder in aantal dan in Noord-Amerika, maar in tegenstelling tot deze zijn ze bijzonder groot. Ze komen voor in Oost-Drenthe, waar ze het zogenoemde Hondsrugcomplex vormen. Van de vijf keileemruggen zijn de Hondsrug en de Sleener- of Rolderrug met hun 70 km lengte bijzonder lang te noemen. Deze beide ruggen mogen daarom megaflutes genoemd worden.

 

Hondsrug-ijsstroom - Pierik fase 4
Op het laatst van de ijsbedekking in het Saalien bewoog een baan relatief snelbewegend ijs vanuit het Noordzeegebied zuidoostwaarts tot in het Bekken van Münster. Deze Hondsrug ijsstroom is verantwoordelijk voor het ontstaan van het ruggenlandschap in Oost-Drenthe. Het op gang komen van de Hondsrug ijsstroom is waarschijlijk getriggered door het periodiek overstomen van het Weser smeltwatermeer in dat van Münster. Gewijzigd naar Pierik/Bregman.


 

 

De ruggen zijn ontstaan door een ijsstroom op het allerlaatst van de 

vergletsering in het Saalien, zo’n 130.000 jaar geleden. Deze 

gestroomlijnde terreinvormen zijn gescheiden door laagtes waarin 

riviertjes als de Drentsche A, het Eelderdiep en het Peizerdiep stromen. 

De vlakke ruggen zijn tot op de dag van vandaag bewaard gebleven omdat 

deze in de ijstijd daarna - het Weichselien - niet door landijs bedekt werden. 

De ijsgrens reikte toen tot vlak bij Hamburg in Duitsland. 
 

 

 

Hondsrugsysteem Hoogtekaart Hondsrugsysteem Oost-Drenthe
De opvallend rechtlijnig verlopende keileemruggen van het Hondsrugsysteem in Oost-Drenthe zijn ontstaan als gevolg snelbewegend ijs. Op een hoogtekaart zijn de parallelle lineaties van het Hondsrugsysteem goed zichtbaar. Het meest markant is de ca.70 km lange Hondsrug met zijn scherpe overgang naar het ten oosten daarvan gelegen Hunzedal. Op de kaart is duidelijk te zien dat de Hondsrug uit twee takken bestaat, waarvan de oostelijke tak het hoogst is. De witte cirkels markeren Groningen en Emmen. In Noord-Drenthe zijn vijf ruggen aanwezig, met als meest westelijke de rug van Norg.

 

 
 

De Pleistocene megaflutes van het Hondsrugsysteem zijn een uniek glaciologisch

fenomeen, dat nergens elders in Europa in vergelijkbare vorm voorkomt. Samen 

met de landschappelijke en culturele ontwikkeling van het Hondsruggebied vormen

ze de basis van het Geopark de Hondsrug, dat in september 2013 zijn officiële 

status kreeg.

 

 

 

 

 

 

 

 

Subcategorieën

© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter